Geheel van oorspronkelijk zeven burgerhuizen in neoclassicistische stijl, voor eigen rekening opgetrokken door de aannemer Alfons Lenaerts. Als eerste kwam in 1906 een groep van vier woningen (nummers 56-60) tot stand, waarvan het rechter pand (nummer 62) sterk verbouwd is. In 1907 volgde een groep van drie woningen (nummers 50-54).
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. Gekoppeld volgens spiegelbeeldschema, vormen de nummers 50-54 een symmetrisch geheel van drie woningen met licht geaccentueerde zijpanden en verspringende kroonlijsten, daar waar de nummers 56-62 oorspronkelijk uit twee stellen identieke woningen bestonden. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels, met schijnvoegen op de begane grond, rusten op een plint uit blauwe hardsteen; de nummers 54, 56 en 60 werden gedecapeerd met behoud van het stucdecor. Geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon met consoles, balustrade en oorspronkelijk vazen (bewaard in nummers 56 en 60), en in de meerderheid van de panden (nummers 50, 54, 56 en 58) een rolwerkcartouche en een gebroken fronton met consoles, markerkop en guirlande. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, de bovenvensters in geriemde omlijsting met sluitsteen en onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen, tandlijst en consoles vormt de gevelbeëindiging. Bewaarde houten inkomdeuren op nummers 52, 56 en 58, en vensterschrijnwerk op nummers 52 en 56; smeedijzeren keldertralies en gietijzeren voetschrapers.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1906#1459 (nummer 56-60) en 1907#534 (nummers 50-54).