Burgerhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl, naar een ontwerp door de Brusselse architect Arthur Verhelle uit 1904. Opdrachtgever was de tandarts Charles Louis Priem (Brugge, 1866-Antwerpen, 1956), die in 1901 te Elsene in het huwelijk was getreden met Marie Léonie Pélagie Flebus (Luik, 1873-Antwerpen, 1937). Het echtpaar had één dochter, Suzanne geboren in 1901. Beide uitgeweken Bruggelingen en leeftijdsgenoten, kenden Priem en Verhelle elkaar wellicht nog uit hun jeugdjaren.
Arthur Verhelle werd in Brugge opgeleid door de architect Louis Delacenserie en vestigde zich daarna in Brussel, waar hij in 1890 de Prijs van Rome behaalde. Het hotel Priem, zijn enige gekende realisatie in Antwerpen, behoort tot vroege oeuvre van de architect, waarin de invloed van de Brugse neogotiek nog sterk aanwezig is. Vóór De Eerste Wereldoorlog paste de architect simultaan ook de beaux-artsstijl en de art nouveau toe. Verhelle concentreerde zich op de residentiële architectuur voor particulieren, en bouwde in Brussel en omgeving talrijke vaak imposante hotels en landhuizen, zoals het kasteel van Bois d'Hagard in Overijse. Meerdere van zijn realisaties werden tussen 1906 en 1912 bekroond in de gevelwedstrijden van Etterbeek, Schaarbeek en Laken. Vanaf 1917 werkte hij mee aan de wederopbouw van Roeselare.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de ruw geboste plint, en van witte natuursteen voor speklagen, waterlijsten, lateien, lekdrempels, sluitstenen, hoek- en negblokken, cartouches, gevelstenen, het balkon en de deuromlijsting. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet, dat als een soort Brugse travee is uitgewerkt, bekroond door een getrapt dakvenster met een overhoeks fiaal als topstuk. Gevat in een oplopend spaarveld, worden de bovenverdiepingen ven het risaliet achtereenvolgens gemarkeerd door een balkon met consoles, postamenten en smeedijzeren borstwering, een korfboogvenster met leeuwenkopsleutel, en een tweelicht in de top. Een gebogen waterlijst op imposten met het bouwjaar "ANNO 1904", en een bovenlicht met driehoekig fronton, accentueren het korfboogportaal. De kozijnen met gestrekte latei hebben een boogveld met diamantkoppen. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, afgewerkt met een gebroken en gekorniste houten kroonlijst op klossen. Een opvallend detail zijn de mozaïeken uit rode, gele en grijze baksteen, met een natuurstenen rolwerkcartouche of gevelsteen in de kern, die de borstweringen en boogvelden van de topgeleding kleur geven. De cartouches in de inkomtravee dragen de huisnaam “RUST ROEST” en de initialen CP van bouwheer Charles Priem. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters met kleine roeden is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1904#550.