Vroeg-modernistische villa op de hoek van Kastanjelaan en Della Faillelaan, gebouwd in opdracht van de kunstschilder en latere politicus Arseen Kennes, naar een ontwerp door de architecten Jos Ritzen en Stan Leurs uit 1925.
Arseen Kennes (Herzele, 1890-Gent, 1940) volgde vanaf 1908 de opleiding schilderkunst aan de Academie van Antwerpen. Leerling van Léon Brunin, Franz Courtens en Henry Luyten, raakte hij bekend als schilder van figuren, stillevens en vooral bloemstukken. Uit zijn huwelijk met Helena Krumssholtz, kwamen twee dochters voort, Elsa en Yvonne. In 1913 liet de jonge Kennes door de architect Frans Seroen een eerste woning met schildersatelier optrekken aan de Arthur Goemaerelei, die het gezin al begin jaren 1920 verruilde voor het voormalige hotel Donnet aan de Jan Van Rijswijcklaan. Na de Eerste Wereldoorlog engageerde Kennes zich actief in de Vlaams-nationalistische Frontpartij, voor welke hij vanaf 1921 zetelde in de Antwerpse provincieraad en vanaf 1933 in de bestendige deputatie, om vervolgens toe te treden tot het rechts-radicale VNV. Tot zijn verwezenlijkingen behoorde onder meer de museale inrichting van het Sterckshof in Deurne. Voor zijn nieuwe woning aan de Kastanjelaan, engageerde Arseen Kennes in eerste instantie de architecten Jan Vanhoenacker, John Van Beurden en Jos Smolderen, die in 1923 een statige villa ontwierpen in ornamentele art-decostijl. Van dit eerste project, stilistisch verwant met hun latere hotel Jussiant aan de Arthur Goemaerelei, werd om niet gekende redenen afgezien. Vervolgens deed Kennes beroep op de architecten Jos Ritzen en Stan Leurs, die in 1925 een villa ontwierpen in een meer vooruitstrevende, nieuw-zakelijke baksteenarchitectuur. Een eerste versie van het ontwerp, ingediend in maart 1925, stootte op een weigering door het stadsbestuur, wegens niet conform aan de bouwvoorschriften voor de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" zoals bepaald in de "Conventie Della Faille". Pas op basis van een tweede versie, ingediend in september 1925, werd de bouwvergunning verleend. Aannemer was de Entreprise Générale de Constructions J. Somers & C°, het bouwbedrijf van Jules Somers, die de werken in 1927 voltooide.
De van oorsprong Nederlandse architect Jos Ritzen, sinds 1923 gevestigd in Antwerpen, was slechts een drietal jaar met Stan Leurs geassocieerd. Naast een reeks privéwoningen ontstonden in deze periode sociale woonwijken in Turnhout, Wuustwezel en Roosdaal, gekenmerkt door een nieuw-zakelijke baksteenarchitectuur met expressionistische inslag. Voor Leurs betekende de samenwerking het begin van een kortstondige architectenpraktijk, die gaandeweg werd gecombineerd en later volledig ingeruild voor een academische carrière, en een radicaal engagement in het Vlaamse cultuurleven. Tijdens de jaren 1930 manifesteerde hij zich als vernieuwer in de kerken- en scholenbouw, met projecten als de Heilige Familiekerk in Dessel en de Sint-Antoniuskerk in Seraing. Ritzen was zijn carrière in 1919 begonnen te Heerlen en later Maastricht, in associatie met de architect Alphonse Jean Nicolas Boosten. Tot midden jaren 1930 zou hij een toonaangevende rol spelen in de Antwerpse avant-garde, met een baksteenmodernisme dat invloeden verwerkte van zowel Hendrik Petrus Berlage en de Amsterdamse School, als Willem Marinus Dudok en Frank Lloyd Wright. Tijdens de tweede helft van zijn loopbaan wendde Ritzen zich van het modernisme af, ten gunste van een streekgebonden, veeleer traditionalistische architectuur. Een zoektocht naar de geestelijke grondslagen van de bouwkunst onder invloed van de Bossche School en Dom Hans Van Der Laan, vormde de basis voor de vroeg-christelijke basilica’s die Ritzen na de Tweede Wereldoorlog tot stand bracht zoals de Sint-Margarethakerk in Knokke en de Sint-Lutgardiskerk in Tongeren.
Waar het definitieve ontwerp van de villa Kennes op basis van stijlkenmerken in de eerste plaats aan Jos Ritzen moet worden toegeschreven, lag Stan Leurs wellicht aan de basis van de opdracht vanwege zijn gemeenschappelijke politieke achtergrond met Arseen Kennes binnen het militante Vlaams-nationalisme. Het lijkt er ook op dat de eerste bouwaanvraag in naam van Leurs werd ingediend, en de tweede in naam van Ritzen. Wegens het ontbreken van de bouwplannen in beide dossiers, valt het auteurschap van beide ontwerpversies niet meer te achterhalen, noch welke evolutie het ontwerp diende te ondergaan om aan de bouwvoorschriften te voldoen. Evenmin is bekend of de bezwaren tegen de eerste ontwerpversie van louter bouwtechnische aard waren, dan wel ingegeven door vormgeving of esthetiek. Opmerkelijk is wel dat Ritzen in 1928 opnieuw tot twee keer toe kreeg af te rekenen met een weigering van de bouwvergunning in deze wijk, nu voor zijn eigen woning op de hoek van de Della Faillelaan en de Hagedoornlaan. Van dit uitgesproken modernistische project, een vrijstaande villa gekenmerkt door een gestapelde, kubische volumetrie met dakterrassen, zag de architect uiteindelijk geheel en al af.
Behorend tot het vroege oeuvre van Jos Ritzen, is de villa Kennes illustratief voor de invloed die de architectuur van Frank Lloyd Wright tijdens de jaren 1920 uitoefende op het progressieve bouwen in Nederland, vooral via de figuur en het oeuvre van Willem Marinus Dudok. Diens ‘romantisch kubisme’ vormde op zijn beurt een rijke voedingsbodem voor het baksteenmodernisme in Vlaanderen. Het gebouw is het eerste van een groep verwante landhuizen in nieuw-zakelijk baksteenmodernisme met expressionistische inslag, die Ritzen tijdens de tweede helft van de jaren 1920 in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" ontwierp. Deze gebouwen worden gekenmerkt door "een koele beheersing van de vormen, klare, gave ruimten en de afwezigheid van overdreven versieringen". Andere voorbeelden zijn de aanpalende villa Peeters aan de Della Faillelaan, de verbouwde villa De Bock aan de Sorbenlaan, en de vijf villa's die Ritzen vanaf 1926 in opdracht van Tony Deckers tot stand bracht, als onderdeel van een speculatief vastgoedproject. Dit laatste betrof een combinatie van een villapark en 'country club', dat op twee reeds bebouwde percelen na het volledige bouwblok zou beslaan gevormd door Della Faillelaan, Dennenlaan, Ahornenlaan, Sorbenlaan en Vijverlaan. Op een termijn van zowat tien jaar plande Deckers hier de bouw van een uniform ensemble van een twintigtal villa's, alle ontworpen door Ritzen in de stijl van de villa's Kennes en Peeters, gelegen rond een gemeenschappelijke binnentuin met clubgebouw, tennisveld, serre en pergola. Behalve de vandaag verdwenen de serre met pergola en het tennishuisje, werden van dit project uiteindelijk slechts vijf villa's gerealiseerd: een verdwenen villa aan de Della Faillelaan ter hoogte van het huidige nummer 62, twee aanpalende villa's aan de Sorbenlaan, de verbouwde villa Dennenlaan 20, en de villa op de hoek van Ahornenlaan en Dennenlaan aan de tegenoverliggende straatzijde van het bouwblok. Ten slotte is er het hoger vermelde project voor de eigen woning uit 1928. Zijn curriculum vermeldt Ritzen als laureaat van een 'prijsvraag' in 1926 voor de uitbreiding van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", waarmee vermoedelijk het vastgoedproject Deckers bedoeld werd.
Vrijstaand ingeplant in de diepte van het perceel, op een quasi vierkante plattegrond, omvat het gebouw twee bouwlagen onder een complex zadeldak. De constructie is volledig opgetrokken uit baksteenmetselwerk in halfsteens verband, dat vandaag op de sokkel na wit geschilderd is, met gebruik van rode pannen voor de dakbedekking. Naar analogie met de andere villa's van Ritzen in de wijk, kan voor het metselwerk worden uitgegaan van een subtiel kleurverschil: paarsrode baksteen met grijs voegwerk voor de licht uitspringende sokkel, en donkerrode baksteen met rood voegwerk voor de bovenbouw. Afgezien van de storende gevelbeschildering, die afbreuk doet aan de voor deze architectuur bepalende materiaalkleur en -textuur, lijkt de villa zich althans uitwendig nog zo goed als in oorspronkelijke toestand te bevinden, inclusief het oorspronkelijk donker getinte schrijnwerk van de houten kozijnramen met stalen raamvleugels. De architectuur ontleent haar karakter aan een krachtig plastisch silhouet opgebouwd uit twee loodrecht op elkaar staande volumes, het ene parallel aan de Della Faillelaan en het andere gericht op de tuin, verenigd onder het steile, manke zadeldak met getrapt profiel en kruisende nok. Bepalend is de gesloten, vlakke expressie en de messcherpe definitie van de muurmassieven, opgetrokken uit sober, doorlopend metselwerk zonder enige profilering. Tot banden gegroepeerde, rechthoekige venstertjes, een enkel hoekraam of –loggia vormen daarbij de enige doorbrekingen, daar waar breed uitkragende kroonlijsten en gestrekte dakkapellen met luifels in getrapte opstelling, krachtige horizontale accenten genereren. De zuidelijk georiënteerde voorgevel zijde Kastanjelaan is opgebouwd uit een kubisch volume met dakterras doorlopend over de tuinzijde, en het hoog oprijzende hoofdvolume met spits profiel nog versterkt door de mank aflopende dakstructuur. Hier ligt de klemtoon op de middenas bepaald door het gelede rondboogportaal met bordes en typische houten inkomdeur, omlijst door een breed uitwaaierende ontlastingsboog, en met platte banden belijnde zijlichten; een ranke blindnis geeft reliëf aan de geveltop, de oorspronkelijke vlaggenmast werd verwijderd. In de noordgevel tekent zich discreet de dienstingang af. In de westelijk georiënteerde tuingevel werden het middenvenster van de geveltop vergroot, en het overdekte terras gedicht.
De plattegrond beantwoordt aan een vooruitstrevende opvatting van het wonen, die ingaat tegen de burgerlijke conventies waaraan de landhuisbouw destijds nog in grote mate onderhevig was. Rekening houdend met de privacy en de oriëntatie van het perceel, worden de circulatieruimtes en dienstlokalen aan de straatzijde gegroepeerd, en de woonvertrekken aan de tuinzijde, gunstig georiënteerd op het westen en zuiden. Het interieur is volgens de door Wattjes gepubliceerde bouwplannen georganiseerd rond de ruime traphal, die centraal is ingeplant zijde Della Faillelaan, geflankeerd door de vestibule met met spreekkkamer en vestiaire zijde Kastanjelaan, en de keuken met office en dienstingang noordwaarts. Aan tuinzijde strekken zich over de volledige breedte de woonkamer en de eetkamer met overdekt terras uit. Op de eerste verdieping bevinden de speel- of kinderkamer, de gastenkamer en de badkamer zich aan weerszij van de traphal zijde Della Faillelaan, daar waar beide slaapkamers - één met omlopend balkon - de tuinzijde innemen. Het souterrain biedt onder meer ruimte aan de garage.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2014: Vroeg-modernistische villa [online], https://id.erfgoed.net/teksten/159786 (geraadpleegd op ).
Villa in nieuwe zakelijkheid naar ontwerp van J. Ritzen, van 1925-26. Hoekhuis Della Faillelaan van beschilderde baksteen onder opvallende haakse, manke zadeldaken (mechanische pannen) met zeer lang en steil dakschild zijde Della Faillelaan. Rechthoekige vensterregisters. Rondboogdeur in portaal met getrapte dagkanten in breed uitwaaierende bakstenen omlijsting.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Vroeg-modernistische villa [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6985 (geraadpleegd op ).