Teksten van Noorderpershuis

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/6986

Noorderpershuis ()

Het Zuiderpershuis en zijn pendant, het oudere en historisch ruim zo interessante Noorderpershuis zijn in Vlaanderen unieke voorbeelden van hydraulische perscentrales.

Historiek

Het Noorderpershuis is het eerste stedelijk hydraulisch krachtstation, gebouwd in 1877-1878 naar ontwerp van stadsarchitect G. Royers volgens aanwijzingen van de Engelse kanonnen- en werktuigbouwkundige W.G. Armstrong. Het bediende al de havenwerktuigen (kaaikranen, magazijnkranen, liften, lieren, kaapstanders, rioolschuiven, bakjeselevatoren, draaibruggen, rolbruggen, sluisdeuren, transbordeurs, draaischijven) van de Noorderdokken tot aan de zuidkant van de huidige Royerssluis en het voormalige Lefebvre-, nu Amerikadok. Het leidingnet was 24 kilometer lang; de druk bedroeg 50 kilogram per vierkante centimeter.

Op 20 oktober 1886 werden de circuits van Noorder- en Zuiderpershuis met elkaar verbonden teneinde voor het hele havengebied een enigszins gelijkmatige druk te bekomen. In 1930-1932 werd de stoomuitrusting vervangen door elektrisch aangedreven pompen. Op 20 december 1975 werd het persstation als dusdanig buiten dienst gesteld. Oudere persstations waren die van het Koninklijk Stapelhuis, 1865-1901, toen in privé-bezit, en het spoorwegemplacement aan de Noorderplaats, 1873 tot circa 1900. Het Zuiderpershuis naar ontwerp van architect E. Dieltiens werd in 1882 opgericht.

Beschrijving

Voormalig Noorderpershuis, heden “Dienstgebouw van Stad Antwerpen, Havenbedrijf. Technische Dienst. Bruggen en Sluizen Zuid”, “Servicedienst Elektronica ELA” en “projectbureau Eilandje”.

Sober vrijstaand complex in eclectische stijl met neoclassicistische inslag, bestaande uit een voorgebouw (hoek Kattendijkdok-Oostkaai/Indiëstraat) met diverse dienstlokalen, kantoren en oorspronkelijke woongelegenheid voor de ingenieur der hydraulische havenwerktuigen en persleidingen en de hoofdmachinist, een zijgebouw (Indiëstraat) met machinekamer en toren voor twee accumulatoren die na 1930 werd uitgebreid en in de oksel tussen beide een in de jaren 1930 bijgebouwde werkplaats die in de jaren 1970 werd uitgebreid.

Voorgebouw van zeven op één travee en twee bouwlagen onder schilddak (nok parallel met de straat, roofing) met oostelijke uitbouw van heden twee traveeën en één à twee bouwlagen onder plat dak.

Bakstenen lijstgevels op hoge arduinen plint, geritmeerd door witstenen en arduinen muurbanden, omlijstingen, pui- en daklijst. De hoger opgetrokken vleugel bovendien met omlopende houten kroonlijst op klossen. Symmetrisch uitgewerkt gevelfront met risalietvormende middelste ingangstravee voorzien van een hoge rondboogpoort in zware geprofileerde omlijsting van arduin met vernieuwde vleugeldeur en beglaasd bovenlicht, gekoppelde vensters op de bovenverdieping en een driehoekig fronton boven de daklijst; flankerende dubbelhuizen van elk drie traveeën met rechthoekige muuropeningen, op de begane grond met deels omlopende vlakke omlijsting met zware, trapeziumvormige sluitsteen, op de bovenverdieping met lekdrempel en een met schijfmotief en guttae versierde kroonlijst. Later aangebrachte rolluikkasten.

De centrale doorgang van 3,50 meter, oorspronkelijk met treinspoor, gaf toegang tot een binnenkoer voor kolenopslag, die heden is volgebouwd. De oostelijke uitbouw die voor- en zijgebouw verbindt was een kleine werkplaats, eertijds met een rondbogige inkom ter hoogte van de Indiëstraat; ingevolge een bestemmingswijziging verdween deze toegang en werden de bestaande vensters door de huidige vervangen. In deze zone bevond zich eveneens de 28 meter hoge schoorsteen die na de elektrificatie van de centrale in 1930-1932 werd gesloopt.

Zijgebouw van zes traveeën - de vijfde en zesde travee werden na 1930 in een aangepaste stijl bijgebouwd - en één hoge bouwlaag; het oorspronkelijk zadeldak van het oude gedeelte werd verbouwd tot schilddak met lichtkap over de ganse noklengte (nok parallel met de straat, zink); vijfde en zesde travee zijn afgedekt met een tentdak met lantaarn (golfplaten).

Verzorgde bakstenen lijstgevel op hoge bossagesokkel van arduin, verlevendigd met muurbanden en een afsluitend entablement met schijfmotief van witte natuursteen. Ruime rondboogvensters in geblokte omlijsting met sleutel, alternerend met pilasters die de smalle muurdammen verstevigen; vijfde en zesde travee met vernieuwde ramen. De achterliggende ruimte bevatte in totaal acht stoomketels en pompen. Na 1930 werd ze ingericht als werkplaats en magazijn.

De torenvormig verhoogde vierde travee bevatte oorspronkelijk twee accumulatoren met ballastkist (verticale cilinders die door hun gewicht het water onder druk moesten houden wanneer de pompen niet werkten), respectievelijk gesloopt in 1930 en circa 1975.

Balkvormig volume van baksteenmetselwerk en natuursteen, oorspronkelijk afgezet met een hoge hardstenen borstwering en gietijzeren sierbollen die in 1968 wegens bouwvalligheid werden verwijderd. De blinde cartouche aan de voorzijde moest volgens het ontwerpplan de bouwdatum vermelden. Grotendeels ingebouwde werkplaats van circa 1930 van tien op vier traveeën en één bouwlaag onder later vernieuwd dak; oostgevel met grote rechthoekige schuiframen met kleine roedeverdelingen. Een aansluitende binnenplaats scheidt het oude complex van de in 1932 opgerichte elektrische pompencentrale, ontmanteld in 1986 met enkele bewaarde onderdelen als industriële relicten.

Interieur

De woonhuizen in de voorbouw met bewaarde planindeling en enkele tot de beginperiode opklimmende interieurelementen zoals onder meer de houten bordestrap met dito leuning en trappaal of een paar bruinmarmeren schoorsteenmantels in de slaapkamers.

Voormalige machinekamer, heden magazijn, met prachtige dakkap met een overspanning bestaande uit ijzeren Polonceauspanten waarvan de drukstaven en aanhechtingspunten nog naar traditionele houtconstructies verwijzen, kenmerkende houten bebording (pitchpine) en dakruiter.

Voormalige toren met accumulatoren met nog enkele houten tussenvloeren, ijzeren beugels, ankers en een houten controleluik. Bijgebouwde traveeën, heden gerenoveerd en ingericht als kantoren van ELA, met bewaarde ijzeren kapconstructie met geklonken vakwerkliggers, trekstangen en houten bebording

Werkplaats uit de jaren 1930, overspannen met geklonken ijzeren vakwerliggers.

  • HIMLER A. 1977: Over de acht Antwerpse hydraulische centrales opgericht in 1865-1907 met een architecturale analyse van het stedelijk Noorderpershuis (1877), onuitgegeven studie NHIBS.
  • HIMLER A. 1985: Het Zuiderpershuis en de zeven andere hydraulische stations in Antwerpen. M&L, IV, 6, 8-28.

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002435, havengebied Eilandje.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Noorderpershuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/171175 (geraadpleegd op ).


Dienstgebouw (nummers 1-3) ()

Dienstgebouw "Stad Antwerpen. Havenbedrijf. Technische Dienst. Bruggen en Sluizen Zuid" ondergebracht in het voormalige "Noorderpershuis" gelegen tussen Indiënstraat en Bombaystraat.

Het Noorderpershuis is het eerste stedelijk hydraulisch krachtstation gebouwd in 1877-78 onder stadsingenieur G. Royers naar aanwijzingen van de Engelse kanonnen- en werktuigbouwer W. G. Armstrong. Het bediende de havenwerktuigen van de Noorderdokken tot de zuidkant van de huidige Royerssluis en het voormalige Lefebvredok, nu Amerikadok; het leidingnet was 24 kilometer lang; op 20 oktober 1886 werden de circuits van Noorder- en Zuiderpershuis met elkaar verbonden om voor het hele havengebied een enigszins gelijkmatige druk te bekomen. In 1930-32 werd de stoomuitrusting vervangen door elektrisch aangedreven pompen. Op 20 december 1975 werd het persstation als dusdanig buiten dienst gesteld. Oudere persstations waren die van het Koninklijk Stapelhuis, 1865-1901, toen in privé-bezit, en van het spoorwegstation aan de Noorderplaats, 1873 tot circa 1900.

Sober vrijstaand gebouw, bestaande uit een voorgebouw met diverse dienstlokalen, burelen en oorspronkelijke woongelegenheid voor de ingenieur der hydraulische havenwerktuigen en persleidingen en een achtergebouw met machinekamer en toren voor twee accumulatoren.

Voorgebouw met dubbelhuisopstand van zeven en één travee en twee bouwlagen onder schilddak. Bakstenen lijstgevels met zware sokkel, puilijst en speklagen van natuursteen. Symmetrisch uitgewerkte voorgevel met risalietvormende middelste travee met hoge rondboogpoort in brede geprofileerde omlijsting, gekoppelde bovenvensters en driehoekig fronton boven de daklijst; aansluitende travee met centrale rechthoekige deur en rechthoekige vensters, op de begane grond met vlakke bovendorpel en trapezoïdale sleutel, op de bovenverdieping met lekdrempel en uitkragende bovendorpel met schijfmotief, guttae en waterlijst; later toegevoegde rolluikkasten. Beëindiging met overkragende houten kroonlijst op klossen. De centrale doorgang van 3,50 meter, oorspronkelijk met treinspoor, gaf toegang tot een binnenplaats voor kolenopslag.

Voor- en achtergebouw verbonden door kleine werkplaats van één verdieping; verdwenen rondbogige doorgang aan Indiënstraat en aangepaste muuropeningen, confer gewijzigde bestemming. In deze zone bevond zich eveneens de 28 meter hoge schoorsteen die gesloopt werd na de elektrificatie van de centrale in 1930-32.

Achtergebouw van zes traveeën - vijfde en zesde travee werden na 1930 in aangepaste stijl bijgebouwd - en één hoge bouwlaag; het oorspronkelijk zadeldak van het oude gedeelte werd verbouwd tot schilddak met lichtkap over de ganse noklengte (bitumen, nok parallel aan straat).

Verzorgde bakstenen lijstgevel met zeer hoge bossagesokkel, brede speklagen en bekronend entablement van natuursteen. Ruime rondboogvensters in geblokte omlijsting met sleutel; de smalle muurdammen verzwaard met pilasters. De achterliggende ruimte bevatte in totaal acht stoomketels en pompen. Na 1930 werd ze ingericht als werkplaats en magazijn.

De torenvormig verhoogde vierde travee bevatte oorspronkelijk twee accumulatoren met ballastkist, respectievelijk gesloopt in 1930 en circa 1975: rechtopstaande balk van baksteenmetselwerk met gebruik van natuursteen; plat dak, oorspronkelijk met hoge hardstenen borstwering en gietijzeren sierbollen, in 1968 verwijderd wegens bouwvalligheid. Afwerking met blinde cartouche die volgens het ontwerpplan het bouwjaar moest vermelden. Een aansluitende binnenplaats scheidt het oude complex van de in 1932 opgerichte elektrische pompencentrale, ontmanteld in 1986 met bewaarde delen als industriële relicten.

  • HIMLER A., Het Zuiderpershuis en de zeven andere hydraulische stations in Antwerpen, in Monumenten en Landschappen, IV, nummer 6, december 1985, p. 8-28.
  • HIMLER A., Koudwaterdruk voor havenwerktuigen te Antwerpen, in Antwerpen<:em>, XXI, nummer 1, april 1975, p. 35-67.
  • HIMLER A., Over de acht Antwerpsche hydraulische centrales opgericht in 1865-1907 met een architecturale analyse van het stedelijk Noorderpershuis (1877) , onuitgegeven studie NHIBS, 1977.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Noorderpershuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6986 (geraadpleegd op ).