Neoclassicistisch burgerhuis uit het midden van de 19de eeuw, oorspronkelijk het rechter pand van een geheel van vier gekoppelde woningen op de hoek van Kerkstraat en Wetstraat. Het bouwdossier is niet teruggevonden, bouwheer, ontwerper noch aannemer zijn gekend.
De woning werd tot de huidige vorm verbouwd en uitgebreid in opdracht van Jacques Govaerts, naar een ontwerp door de architect Modest Van Nieuwerburgh uit 1912, uitgevoerd in 1913. De werken betroffen de aanpassing van de gevel in beaux-artsstijl en het toevoegen van een nieuwe en achterbouw voor veranda, keuken en badkamer met een overdekt terras. Het bestaande interieur onderging slechts beperkte aanpassingen, waaronder een nieuwe traphal. Modest Van Nieuwerburgh nam omstreeks 1905 het architectenbureau van zijn vader Emile Van Nieuwerburgh over. Actief vanaf omstreeks 1898, dateert zijn laatst gekende bouwproject in Antwerpen uit 1914. Tijdens deze fase van zijn loopbaan beoefende hij zowel een uitbundige beaux-artsstijl als een gematigde art nouveau. Na de Eerste Wereldoorlog was hij in Aarschot gevestigd.
Oorspronkelijk onderscheidde het geheel van vier woningen zich door een monumentaal gevelfront van twaalf traveeën en drie bouwlagen onder een schilddak (Kerkstraat 63 tot 69). Horizontaal geleed door de puilijst en symmetrisch van opzet, beantwoordde de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema. Het was opgebouwd uit een rondboogarcade met pilasters op de begane grond, verkleinende rechthoekige vensters op de bovenverdiepingen en een klassiek hoofdgestel met consoles. Beide hoekpanden werden geaccentueerd door een breder hoekrisaliet met hoekkettingen, op de bel-etage verrijkt door een entablement en een balkon op voluutconsoles. De twee middenpanden hadden een balkon op voluutconsoles in de middenas. Tijdens de jaren 1890 waren de drie rechter panden in het bezit van de architect Henri Blomme, die een drietal kleine verbouwingen uitvoerde. Na de verbouwing van nummer 69 in 1912-1913, werd in 1928 het hoekpand nummer 63 ingrijpend verbouwd en verhoogd in opdracht van Leopold Berthold Aron, naar een ontwerp door de architect Victor Gorlé. In 1929 volgde het nummer 67 in opdracht van Philippus Van Looveren, naar een ontwerp in art-decostijl door de architect Ferdinand Van Mierlo. Het nummer 65 onderging in 1932 een gelijkaardige verbouwing in opdracht van Hervé Du Bois, naar een ontwerp door de architect René Dubois.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een half schilddak (nok parallel aan de straat, pannen). De vandaag beraapte lijstgevel rust op een hoge bewerkte plint uit blauwe hardsteen. Deze dateert van de verbouwing in 1912-1913, evenals de vensteromlijstingen, het drielicht, de erker en de bekroning met oeil-de-boeuf van het risaliet, en de chutes met strik in de fries. Van de oorspronkelijk opstand resten het ordonnantieschema (vensters van de tweede verdieping verhoogd), de puilijst en de hoekkettingen in de bovenbouw (vernieuwd in de pui).
Horizontaal geleed door de puilijst, wordt de opstand gemarkeerd door het brede, door hoekkettingen gemarkeerde risaliet in de rechter travee. Daarvan werd het oorspronkelijke rondboogvenster met een sluitsteen, een booglijst op doorgetrokken en een lekdrempel op consoles, in 1912-1913 vervangen door een rechthoekig drielicht. Daarbij sluit de driezijdige houten erker aan, die rust op een cartoucheconsole met loofwerk en chutes. Een in- en uitgezwenkte booglijst op Lodewijk XVI-consoles, met een omlijste oeil-de-boeuf in het boogveld, vormt de bekroning. Verder rechthoekige deur- en vensteropeningen, op de eerste twee bouwlagen met doorgetrokken lekdrempels op drop- en rozetconsoles, op de laatste twee met gestrekte waterlijsten. Een klassiek hoofdgestel sluit de gevel af, met een gebroken architraaf, chutes aan strikken in de fries en een houten kroonlijst. Het houten schrijnwerk van de bewerkte inkomdeur met siersmeedwerk is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies en parapetten, metalen jaloeziekapjes en de gebrandschilderde glas-in-loodramen van de begane grond.
De plattegrond van het oorspronkelijke volume wordt ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal, en omvat drie tot vier kamers per verdieping. Bij de verbouwing in 1912-1913 werden de traphal vernieuwd en de begane grond heringericht tot een suite van antichambre, salon en eetkamer. Hierbij sluit de veranda met bovenlicht aan, die wordt geflankeerd door de keuken annex diensttrap en wc, met op de entresol de badkamer en een ‘studiekabinet’.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: Burgerhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313571 (geraadpleegd op ).
Burgerhuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder afgewolfd zadeldak (mechanische pannen, nok parallel aan de straat), te dateren circa 1900.
Beraapte lijstgevel op hoge sokkel van arduin; brede risalietvormende rechter travee met aflijnende geblokte pseudo-pilasters, ondiepe driezijdige erker van de bel-etage en gevelafsluiting met gebogen waterlijst op consoles boven oeil-de-boeuf en neo-Lodewijk XVI-ornamenten. Voorts rechthoekige vensters met rolluikkasten en waterlijst op de bovenverdieping.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Burgerhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/6995 (geraadpleegd op ).