Voornaam burgerhuis met dubbelhuisopstand in Louis-Philippestijl, van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een een afgeknot tentdak, uit het derde kwart van de 19de eeuw.
Bepleisterde en beschilderde lijstgevel op een geprofileerde, met diamantkoppen versierde plint. De begane grond met schijnvoegen uitstralend rond de vensters, is van de bel-etage gescheiden door een doorgetrokken balustrade. Axiaal-symmetrisch van opzet legt de compositie de klemtoon op de hoger opgaande middentravee met de korfboogpoort. Deze heeft een geprofileerde omlijsting met een voluut- en acanthussleutel en ingekerfde ranken en rozetten in de zwikken. De flankerende, gegroefde pilasters dragen de voluut- en acanthusconsoles van het balkon op de bel-etage. In de bovenbouw is de middentravee naar 18de-eeuws voorbeeld als frontispice uitgewerkt, gevat in een geblokte rondboognis met kwarthol beloop. Het bel-etagevenster onderscheidt zich door een drukke rankwerkomlijsting, onder een gestrekt entablement met een golfmeander en tandlijst op voluut- en acanthusconsoles, bekroond door een voluutfronton met palmet. Een omlijste ronde oculus met sleutel, imposten en smeedijzeren waaier sluit hier bij aan. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit verdiepte korfboogvensters, op de bel-etage geaccentueerd door rolwerksleutels. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een gelede architraaf, een vlakke fries en een houten kroonlijst op klossen en tandlijst omlopend boven de middentravee.