erfgoedobject

Klooster van de Grauwe zusters

bouwkundig element
ID
70059
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70059

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster van de Grauwe zusters
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Klooster van de Grauwe zusters
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stadskern Lo
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Stadskern Lo
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster van de Grauwe zusters
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Klooster gelegen als blikvanger aan de zuidzijde van de Markt op de hoek bij de Zuidstraat. Ommuurd geheel: kloostergebouwen ten noorden; recentere klassenvleugel (nok parallel aan de straat) ten zuidoosten met 'speelplaats' toegankelijk via de Zuidstraat.

Historiek

De oorsprong van de Grauwzusters is nauw verbonden met de armoedebeweging van de 12de en 13de eeuw en ontstaan uit de derde orde van de Heilige Franciscus. Groepen devote vrouwen legden zich toe op ziekenzorg en onderwijs en kregen naderhand de toelating van Rome om kloostergeloften af te leggen.

1492: stichting van het klooster van de Grauwzusters te Lo, vanuit het huis van de derde-ordelingen van de Heilige Franciscus in Nieuwpoort door toedoen van kanunnik de Vooght, verbonden aan het Sint-Walburga-kapittel van Veurne, en zuster Maria Poret, de eerste overste.

1493: aankoop van het huis en erf van David De Mol in de Zuidstraat te Lo. De stichters krijgen de toestemming van Maximiliaan van Oostenrijk om hierop een kleine kapel, eetzaal, slaapplaats en torentje met klok op te trekken. Het bouwvolume van kapel, doksaal, keuken en mogelijks ook de haakse uitbouw (zuidoostelijke vleugel) gaan wellicht terug op deze fase.

Circa 1550: uitbreiding van het klooster aan de westzijde met T-vormige vleugel zie de jaarankers aan de noordelijke muur van de opkamer aan de straatzijde.

Circa 1560: bouw van de traptoren in de oksel van de kapel en de haakse uitbouw (zuidoostelijke vleugel), zie de jaarankers aan de zuidgevel van de toren.

Tweede helft 16de eeuw en 17de eeuw: het klooster wordt wellicht verscheidene malen beschadigd ten gevolge van het oorlogsgeweld in het kader van de godsdiensttroebelen en de Franse invallen. 1654-1655: uitbreiding van het klooster in zuidelijke richting met de bouw van een brouwerij, een hoeve en een school die in 1879 plaats ruimen voor de toen opgerichte katholieke jongensschool.

18de eeuw: uitbreiding van de zuidwestelijke vleugel door de aanbouw van vier traveeën. 1798: tijdens de Franse bezetting worden het klooster en de school aangeslagen en openbaar verkocht aan J.B. Ryon, oud-burgemeester en vertrouweling van de zusters. In augustus 1798 wordt de school al heropend en in de periode 1815-1820 kopen de zusters systematisch al hun goederen terug van de familie Ryon.

Eerste Wereldoorlog: het klooster wordt tijdens de beschietingen van Lo door de Duitsers sterk beschadigd, waarbij voornamelijk de westelijke opkamer en de toren het moeten ontgelden. Het klooster werd evenwel opgemeten en geregistreerd door de "Mission Dhuicque".

1922-1926: gedeeltelijke wederopbouw en herstellingswerken naar ontwerp van architecten Charles Pil en Henri Carbon uit Oostende. De traptoren, voorzien van een nieuw portaaltje in de noordoostzijde, wordt deels heropgebouwd en hoger opgetrokken naar model van de stadhuistoren. De westvleugel wordt ingrijpend historiserend gerestaureerd en aangepast door het openwerken van de noord- en de westgevel met resp. drie en twee vensters.

Beschrijving

Aaneengesloten complex bestaande uit verscheidene vleugels van twee bouwlagen opgetrokken in verankerde gele baksteen onder leien zadeldak, met uitzondering van haakse 18de-eeuwse uitbouw (zwarte pannen). Fraai geheel voornamelijk getypeerd door de regionale Vlaamse-renaissancestijl. Kenmerkend zijn het gebruik van streekeigen materiaal, zijnde gele baksteen, verzorgd metselwerk, zie geprofileerde schoorstenen, aflijnende goot- en tandlijstjes, geprofileerde (onder meer kwartholbeloop) korf-, tudor- en segmentboogomlijstingen op afzaten en de verdiepte kozijnconstructies (onder meer kruis-, bol- en kloosterkozijnen) met kleine roedeverdeling en schuiframen. De kapel daarentegen vertoont laatgotische vormentaal, zie de spitsbogige tweelichten met laatgotisch maaswerk.

De plattegrond ontvouwt: een noordelijke straatvleugel: een oost-west gerichte langsbouw onder onderbroken bedaking; aan rechterzijde bestaande uit een dubbelhuis van drie traveeën en uiterst rechts drie opkamertraveeën, links van dit dubbelhuis een eenbeukige kapel met een schip van twee blinde traveeën ter hoogte van het doksaal en zes traveeën (waaronder een gedichte toegangstravee) en een koor met driezijdige sluiting. Een zuidoostelijke vleugel: noord-zuid georiënteerde vleugel (nok loodrecht op de Markt) ter hoogte van het doksaal van vier traveeën op een verhoogde begane grond. Een traptoren: vierkant torentje in de oksel van de kapel en bovengenoemde haakse vleugel. Een zuidwestelijke vleugel: een noord-zuid georiënteerde vleugel (nok loodrecht op de Markt) ter hoogte van de leefruimte van drie traveeën en aanbouw van vier traveeën onder lagere bedaking.

Straatvleugel: onderbroken bedaking als scheiding tussen kapel- en kloostergedeelte. Kapelgedeelte: in noordgevel rechts twee blinde traveeën, links achtereenvolgens drie spitsbogige tweelichten (met centraal rechthoekige kelderopening in getoogde nis), een blinde deurnis en drie grotere spitsboogvormige tweelichten; allen met geprofileerde bakstenen omlijsting (kwartbolbeloop) met dito maaswerk op afzaten en doorlopende bakstenen druiplijst; gedichte getoogde toegang onder druiplijst, verdiept in geprofileerde bakstenen spitsboognis met naar links doorlopende waterlijst en in het boogveld een spitsbogig nisje op bakstenen sokkel. Geheel geritmeerd door steunberen met versnijdingen en afgelijnd door omlopende bakstenen kroonlijst met kwartholbeloop en gootlijst op klossen; vier rechter traveeën bekroond met dakkapel. Zuidgevel van drie traveeën identiek als noordgevel. Oostgevel met blinde travee ter hoogte van koorsluiting voorzien van geelbakstenen metselaarstekens in vorm van kruis en hart. Eveneens ruitvormige metselaarstekens (echter rode baksteen) boven gedichte deurtravee in de noordgevel, alsook alternerend rode en gele baksteen verwerkt in de strekken van de grote spitsbogige tweelichten.

Kloostergedeelte: kruis- en kloosterkozijnen, resp. op beneden- en bovenverdieping, met kleine roedeverdeling en luiken verdiept in tudor- en korfboognissen op bakstenen afzaten eindigend op bakstenen rollaagje; op de benedenverdieping aan de binnenzijde getraliede bovenlichten. Ter hoogte van de tweede travee rechthoekige kelderopening in getoogde nis en dakkapel. Geheel afgelijnd met bakstenen kroonlijst voorzien van velling en gootlijst op klossen; uiteinden van de nok bekroond met twee geprofileerde schoorstenen met pilastertjes. Westelijke zijgevel: tuitgevel met vlechtingen en schouderstukken doorbroken door vier dito vensteropeningen. Achtergevel: twee traveeën met rechthoekige kruiskozijnen op arduinen vensterdorpel in verdiepte korfboognisen zonder profileringen en twee dakkapellen. Tussen de zuidoost- en zuidwestvleugel: gevelwand van drie traveeën onder meer twee vooruitspringend, zie het mank zadeldak; beluikte kruis- en bolkozijnen met kleine roedeverdeling, verdiept in eenvoudige korfboogomlijstingen op afzaten.

Traptoren: vierkante traptoren van zes geledingen gemarkeerd door bakstenen druiplijsten gekoppeld met dito tandlijstjes; bekroond met een leien torennaald en geflankeerd door vier trapgeveltjes waarin spitsbogige galmgaten; spuwers op de hoeken; rechthoekige kozijnen onder meer op begane grond verdiept in getoogde omlijsting. Tegen de oostgevel aanleunend toegangsportaal met trapgeveltje onder leien lessenaarsdak; tudorboogdeur en oculus in oostgevel.

Zuidoostvleugel: geprofileerde houten gootlijst waaronder aflijnend bakstenen kroonlijstje aan oostzijde; kruis- en kloosterkozijnen, respectievelijk op beneden- en bovenverdieping, verdiept in geprofileerde bakstenen korfboogomlijstingen met kwartholbeloop op afzaten eindigend op rollaagje. Zijtuitgevel met geprofileerde schoorsteen met aansluitende gemarkeerde schoorsteentravee; getraliede en licht getoogde kelderopening; twee tudorboogvormige nissen - gedichte vensters - in bakstenen omlijsting met dubbel kwartholbeloop. Westgevel: verdiepte kruiskozijnen in rechthoekige vensteropening onder strek; aanleunend houten toegangsportaaltje onder plat dak.

Zuidwestvleugel: haakse uitbouw bestaande uit oudere vleugel met recentere aanbouw, zie de onderbroken bedaking, het aandak met muurvlechtingen, de geprofileerde schoorsteen en sporen van schuinoplopende steunbeer aan westelijke gevelzijde. Behoudens blinde traveeën aan westzijde eveneens verdiepte rechthoekige kruiskozijnen in eenvoudige korfboogomlijstingen. Zuidelijke gevel voorzien van twee rondboogdeuren onder roodbakstenen strek. Oostelijke gevel: verdiepte kruiskozijnen in rechthoekige vensteropeningen onder strek.

Interieur

Kloostergedeelte: centrale gang aansluitend op de voordeur aan de noordgevelzijde met schorrenvloer en dito plint, paneeldeuren met eikenhoutimitatie uit laatste kwart 18de eeuw. Onder doksaal, lager gelegen keuken eveneens met schorrenvloer, brede haard en zoldering van moerbalken met vellingkant en recht geplafonneerde kinderbalken. In westvleugel in 1926 heropgebouwde opkamer. In zuidwestelijke vleugel, salon met neogotische cementtegelvloer (medaillon over 4 tegels), classicistische schouw in grijze marmer en vlak plafond met eenvoudig lijstwerk en recht gestucte moerbalken. Aansluitend op dit salon, een wasplaats met zwarte natuurstenen tegelvloer, 18de-eeuwse deur en zichtbare roostering met moer- (vellingkant) en kinderbalken. Traptoren met houten wenteltrap van 1920 en tegen noordmuur aan gepolychromeerd wapenschild van de abt Adrien de Voghele van de voormalige abdij te Lo (1570-1571). In zuidoostvleugel: houten plankenvloer, paneeldeur met hang- en sluitwerk en zichtbare roostering opgebouwd uit drie moer- en kinderbalken met renaissance balksleutels, versierd met ojief, tandlijst en gliefen. Kelders: onder de opkamer in de westvleugel halfondergrondse kelder met Boomse tegelvloer met rode en zwarte tegels, een roostering bestaande uit twee zichtbare moerbalken met geprofileerde balksleutels en kinderbalken (recht geplafonneerd) en tegen de westzijde een haardgewelf met schouwraveling. Onder doksaal en opkamer in de zuidoostelijke vleugel, eveneens halfondergrondse eenbeukige kelder (nok loodrecht op de Markt), opgedeeld in twee ruimten onder bakstenen tongewelf en twee steekkappen, met 18de-eeuwse verbindingsdeur, vloer met schorren en zandstenen tegels en in de noordwesthoek een grote waterput. Op bovenverdieping van de zuidoostelijke vleugel, nog een aantal 18de-eeuwse paneeldeuren en behouden roostering met moerbalken onder meer voorzien van geprofileerde balksleutels en vellingkant (tweede helft 16de-eerste helft 17de eeuw). Zolderingen: in zuidoostelijke vleugel gedeeltelijk bewaarde plankenvloer en getelmerkte gordingenkap met boven elkaar opgestelde krom- en nokstijlgebinten. Boven de aanbouw van de zuidwestelijke vleugel idem dito.

Kapelgedeelte. Doksaal: rechthoekige ruimte van drie traveeën. Naar verluidt oorspronkelijk met een centrale trap naar en met uitzicht op de kapel, heden afgesloten. Plafond ingedeeld in vlakke velden met eenvoudige profilering door recht gestucte moerbalken. Verder glas-in-loodramen met rozetten in Grieks kruis (eerste kwart 20ste eeuw), een lage lambrisering met stijl- en regelwerk (laatste kwart 18de - eerste helft 19de eeuw) met aansluitend eenvoudig koorgestoelte van respectievelijk vier en vijf lage zitbankjes en in de westmuur een biechtstoel achter een dubbele paneeldeur. De eigenlijke kapel met bepleisterd interieur onder geplafonneerd spitstongewelf rustend op een geprofileerde kroonlijst en voorzien van geprofileerde ribben op gestileerde peerkraalvormige consoles met mogelijk laatgotische elementen. Donkere natuurstenen vloer (17de-eeuws) met ingewerkte grafstenen. De zoldering is opgebouwd uit een sporenkap met hanenbalken (laatste kwart 15de-begin 16de eeuw).

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg, Cel Monumenten en Landschappen, Archief, nummer 1325.
  • DEBAEKE S., Terugblik: Lo, Pollinkhove, Reninge, Noordschote, Beelden die spreken, Veurne, 1992, p. 25.
  • SCHOUTENS S., Het klooster der Grauwzusters te Loo, Hoogstraten, 1906.
  • STIJNEN H., e.a., Het verwoeste gewest 15/18. Mission Dhuicque, Brugge, 1985, p. 140.
  • VANDERGUCHT H., Loo illustre, son origine, notice historique..., Veurne, 1907, p. 75-77.

Bron: VANNESTE P. met medewerking van MISSIAEN H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lo-Reninge, bestaande uit deelgemeenten Lo, Noordschote, Pollinkhove en Reninge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL14, onuitgegeven wekdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klooster van de Grauwe zusters [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70059 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.