Tweede Genielaan nummer 13 (links ervan). Gedenkteken in 1915-1916 opgericht voor de gesneuvelde geniesoldaten van de 2de legerafdeling naar ontwerp van architect O. De Leener. Rechthoekig terrein afgebakend met taxushaag en aan straatzijde met roodbakstenen pijlers en ijzeren hek.
Gedenkteken in de vorm van altaar met twee vooruitspringende postamenten met cocardes in Belgische driekleur en bovenaan paraboolvormige steen met in reliëf het kenteken van de genie, twee palmtakken en een speer met vaandel. Op onderbouw witmarmeren plaat met opschrift: "AAN ONZE DOODEN – A NOS MORTS, 1914 -1918, GENIE II. L.A. – GENIE II. D.A.". Voor het gedenkteken twee bloemvazen met Belgische driekleur op sokkel en losse gedenkplaat met opschrift: "MONUMENT DOOR VERBROEDERING II. G.N. HERSTELD; RESTAURÉ PAR FRATERNELLE II. G.N. 1953".
Bron: VANNESTE P. met medewerking van MISSIAEN H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lo-Reninge, bestaande uit deelgemeenten Lo, Noordschote, Pollinkhove en Reninge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL14, onuitgegeven wekdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. 2005: Gedenkteken Genie 2de Legerafdeling [online], https://id.erfgoed.net/teksten/70126 (geraadpleegd op ).
Gelegen langs de Tweede Genielaan, nabij huisnummer 13, op circa 600 meter ten noorden van de kerk van Lo.
Lo zou de ganse oorlog in geallieerde handen blijven. Het dorp was enkele kilometers ten westen van het front gelegen.
De Belgische artillerie gebruikte de kerktoren van Lo om de vijand te observeren, waardoor deze een doelwit werd van de Duitse artillerie. Midden november 1915 liet de Belgische genie de kerktoren opblazen. Het neervallend puin bracht het gebouw enorme schade toe en tenslotte bleven alleen de buitenmuren nog gedeeltelijk overeind.
De kunstschatten van de kerk van Lo en van de andere gemeenten in de IJzerstreek werden door de genietroepen van de 2de Legerafdeling naar Le Havre overgebracht in 1915. Met deze geredde voorwerpen werd er onder meer een tentoonstelling gehouden, ten voordele van het Rode Kruis.
Dit gedenkteken zou volgens sommige bronnen reeds in 1915-1916 opgericht zijn door de verbroedering der oud-strijders der Genie van de 2de Legerafdeling. Op 30 juni 1935 werd het gedenkteken overgedragen aan het gemeentebestuur van Lo.
Er is ook nog de straatnaam in Lo en de gedenkplaat aan de kerk ter herinnering aan diezelfde genie.
Tussen 1919 en 1924 werd de Sint-Pieterskerk hersteld. De kerktoren kreeg een identieke vorm als zijn voorganger, maar wel iets minder hoog.
Rechthoekig terrein aan de drie zijden met betonnen platen met uitsparingen afgesloten en aan de voorzijde met rood-bakstenen muurtjes en een ijzeren hek. Hierbinnen staat een gedenkteken in de vorm van een altaar met twee vooruitspringende zijstukken. Op het altaar een zware ovale steen met twee uithollingen opzij.
Op de grond voor het altaar staat een losse gedenkplaat en vooraan op het podium twee bloemvazen op voetstuk versierd met de kleuren van de Belgische driekleur. Het geheel is in beige geschilderd.
Op de steen reliëfvoorstelling met het kenteken van de genie, twee palmtakken en een speer met vaandel; op de sokkel hangt een plaat uit wit marmer, 'Aan onze dooden', 'A nos morts', '1914-1918', 'Genie II. L.A.', 'Génie II. D.A.', op de vooruitspringende delen staan cocardes in de Belgische driekleur. Op de losse gedenkplaat: 'Monument door verbroedering II. G.N. hersteld; restauré par Fraternelle II. G.N. 1953'.
H. 327 cm x Br. 444 cm x D. 352 cm (met podium)
H. 40 cm x Br. 60 cm (losse plaat)
Uitvoering: De Leener O., architecte (signatuur moeilijk leesbaar)
Bron: WOI Relict (1035): Gedenkteken Genie 2de Legerafdeling (Lo - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Gedenkteken Genie 2de Legerafdeling [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195954 (geraadpleegd op ).