Het Iepenhof ()

Historiek

Historische hoeve zogenaamd het Iepenhof (zie houten naambord). Achterin gelegen hoeve met omwald 'opperhof' en niet omwald 'neerhof'. Naar verluidt was het een voormalige abdijhoeve. In historische bronnen kon tot nog toe echter geen link gelegd worden tussen de abdijen die veel eigendommen hadden te Lo en deze hoeve. Blijkens de typologie gaat de opkamer zeker terug tot de 15de of 16de eeuw en behoorde ze tot een voorname site. Afhankelijkheid van een abdij valt dus zeker niet uit te sluiten. De naburige Clamarastraat, wijzend op eigendommen van de Noord-Franse abdij van Clairmarais vormt mogelijk een aanwijzing.

Van 1835 tot 1846 is de hoeve in het bezit van Dejoigny Depumele Maxime, baron uit Doornik. Van 1846 tot een stuk in de 20ste eeuw is de hoeve in het bezit van de adellijke familie D' Ennetières (De Bethune) uit Elverdinge. Een verder onderzoek van de archiefbestanden in verband met de verkoop van 'zwart goed' in de Franse periode zou eventueel uitsluitsel kunnen geven over de eigendomssituatie in het ancien régime.

De site is reeds aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778) met volgende configuratie: ten noorden het omwald opperhof met één U-vormig volume (het boerenhuis) en ten zuiden hiervan het 'neerhof' met een U-vormige opstelling van drie losse bestanddelen. Deze opstelling vindt men grosso modo ook terug op het primitief percelenplan (circa 1835). Het boerenhuis heeft hier echter een L-vorm. In 1864 wordt de korte zijde van de L van het boerenhuis in oostelijke richting uitgebreid. Ten oosten van het boerenhuis (binnen de omwalling) wordt een rosmolen gebouwd (deze wordt in 1944 afgebroken). In 1879 wordt de westvleugel (hoofdvolume) van het huis aan de achterzijde uitgebreid met een achterkeuken onder lessenaarsdak. Nog in 1879 wordt de noordvleugel in oostelijke richting verder uitgebreid. In 1971 wordt de noordvleugel nog eens uitgelengd.

De omwalling van het 'opperhof' is noch op het primitief plan noch op het actueel kadasterplan aangeduid, doch kan afgeleid worden uit de perceelsstructuur. Voor de gebouwen op het 'neerhof' zijn tussen 1835 en 1970 geen wijzigingen genoteerd, de mutatieschets van 1971 geeft echter heel wat (wellicht oudere) verbouwingen aan. Het nutsgebouw dat het erf ten zuiden afsloot, is afgebroken.

Ten oosten van de omwalde opperhofsite (aan de straat), oude notelaar.

Beschrijving

Ten noorden, omwald 'opperhof'. Het opperhof is ten zuiden toegankelijk via een bruggenhoofd (wellicht oorspronkelijk brug met boogvormige openingen) met lage verankerde geelbakstenen muurtjes, afgesloten met smeedijzeren hek. Links van dit hek gotische borstweringen, naar verluidt als recuperatiemateriaal van de restauratie van een kerk in Brugge. De omwalling is nog deels met bakstenen muurtjes afgeboord. Rondom het huis stoep van schorren.

Het boerenhuis is opgevat als een L-vormig volume, waarvan enkel de westvleugel teruggaat op het primitief percelenplan (circa 1835). Verankerde gele baksteenbouw.

Deze oorspronkelijke westvleugel (hoofdvolume) is gevat onder verspringende zadeldaken (vernieuwde Vlaamse pannen) zie het opkamergedeelte of hooghuis links.

Het opkamergedeelte of hooghuis van drie traveeën en twee bouwlagen boven kelderverdieping onder steil zadeldak (gevat tussen aandaken) gaat blijkens de laatgotische typologie terug op de 15de of 16de eeuw. Erfgevel (oostgevel) met in het midden een gedeeltelijk gedichte Brugse travee (type 1) met geprofileerde tudorboog. Deze dichtmaking dateert uit de 19de eeuw confer het gebruik van rode baksteen en de rechthoekige muuropeningen onder strekken, bij die gelegenheid werd links (eerste opkamerniveau) ook een venster ingebracht (vensterbanken van gesinterde baksteentjes). Vernieuwd schrijnwerk aansluitend bij de 19de-eeuwse kozijntraditie. De overgang tussen de opkamer en het lager huisgedeelte wordt gemarkeerd door een lange smalle steunbeer.

De achtergevel is gelijkaardig opgevat: hier is de geprofileerde Brugse travee bewaard, echter als segmentboog. De muuropening op het eerste opkamerniveau werd in de 19de eeuw gewijzigd, het venster daarboven is deels dichtgemetseld (mogelijk oorspronkelijke toestand, het kleine raampje was oorspronkelijk een bolkozijn, doch nu vernieuwd).

De linker zijgevel (aan de omwalling) is erg gaaf bewaard en geeft aan hoe de Brugse traveeën van de voor- en achtergevel oorspronkelijk opgevat waren. Puntgevel met aandaken met muurvlechtingen en uitgewerkte schouderstukken, uitlopend in een topstuk met tandlijst.

Centrale Brugse travee met geprofileerde dagkanten in de top tudorboogvormig, twee gedichte vensteropeningen op afzaten (oorspronkelijk rechthoekige muuropeningen, gevat in nissen). Erboven in het gevelveld, geprofileerd korfboogvenster. Deze travee is geflankeerd door een zware steunbeer (links) en een lichtere steunbeer (rechts, met versnijdingen). De linker steunbeer is naar verluidt hol.

Bij de opkamer sluit rechts een lager huisgedeelte aan van vier traveeën onder zadeldak (vernieuwde Vlaamse pannen). Dit volume gaat in kern wellicht terug tot de 17de of de 18de eeuw. De erfgevel (gele baksteenbouw met stukken in rode baksteen) springt licht achterin tegenover de opkamer. Links van de deur is er een duidelijke bouwnaad. Recent aangepaste raamopening: de afzaat en het spoor van een boogveld werden bij een recente renovatie weggewerkt (confer foto 1977). Rondboogdeur met recent vernieuwde deur (waaiervormig bovenlicht naar oud model).

De rechter zijgevel van het lager huisgedeelte is echter 19de-eeuws confer de rode baksteen, de rondboogvenstertjes in het gevelveld en de afwezigheid van muurvlechtingen (deze aanpassing is mogelijk circa 1879 te dateren zie de mutatieschets).

Aan de achterzijde sluit een achterkeuken onder lessenaarsdak aan. Een klein lager deeltje van de keuken is tegen de opkamer gebouwd.

De noordvleugel - zeker het rechter gedeelte was oorspronkelijk een stal - dateert van 1864 en wordt in 1879 uitgelengd. Foto's van 1977 tonen aan dat deze vleugel in de jaren 1920 nog aangepast werd (confer baksteenparement en laadvenster onder klimmend dak). Circa 1971 wordt dit volume nog eens uitgelengd en wordt het volume gerenoveerd naar een woongedeelte. De muuropeningen (onder meer staldeuren en ramen) worden gewijzigd. Het laadvenster wordt vervangen door een dakvenster met vlechtingen.

In hoge mate bewaarde interieurindeling en -elementen. Het lager huisgedeelte bewaart zijn oorspronkelijke 17de- of 18de-eeuwse deels witgeschilderde balkenlaag van drie moerbalken met ontdubbelde balksloffen met tandlijstmotief, en kinderbalken, balkraveling ter hoogte van de schouw links. Eenvoudige schouw met houten schouwmantel met marmerimitatie. Vanuit de gang, steektrap naar de zolder. Bewaarde oude kapconstructie van schaar- en nokgebinten.

De opkamer is bereikbaar via een deur en een trapje. De deur is aan de binnenzijde van de opkamer (1ste niveau) gevat in een steekboognis. Eenvoudige gemarmerde 19de-eeuwse schouwmantel. Balkenlaag van moer- en kinderbalken. Vernieuwde vloer. Het tweede niveau van de opkamer wordt bereikt via een oude houten spiltrap met achtzijdige spil en deurtjes met mooi hang- en sluitwerk. Balkenlaag van moer- en kinderbalken met inscripties "T. WALLES. 1862" en "THEODORUS AMENOOT". Eenvoudige marmeren schouw. Bewaarde gordingenkapconstructie met twee schaargebinten (pen- en gatverbindingen), de nokgebinten ontbreken.

Toegang tot de kelder oorspronkelijk niet vanuit het huis. Tweeledige kelder met kruisgraatgewelven. Bewaarde vloer van Boomse tegels, overloop.

De noordvleugel met deels bewaarde troggewelven op I-profielen. Eenvoudige kapconstructie uit het einde van de 19de eeuw of het begin van de 20ste eeuw.

Ten zuiden, 'neerhof' met lage losstaande bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken rondom verhard erf met centrale mestvaalt (beton).

Ten westen van het erf, dwarsschuur als volume reeds aangeduid op het primitief percelenplan. Circa 1965 werd ze rechts met enkele traveeën ingekort en werd ze voorzien van een nieuwe zijgevel.

Wellicht werd het stijl- en regelwerk van de langse gevels bij die gelegenheid grotendeels versteend (het gedeelte onder de dakoverstek bewaart zijn stijl- en regelwerk en de beplanking). Schuur van nu vijf traveeën onder zadeldak (mechanische pannen). Linker zijgevel met getoogd laadvenster en uilengat.

Ondanks de relatief verbouwde buitenkant, bewaart de schuur zijn oorspronkelijke structuur. Bewaarde kapconstructie van vijf getelmerkte schaar- en nokgebinten met pen- en gatverbindingen (tegen het vijfde gebint (= aardgebint) is de nieuwe rechter zijgevel aangebouwd). De poort is dichtgemetseld, doch de scharnierpunten zijn bewaard, evenals gedeeltelijk de Sint-Andreaskruisen ter hoogte waar zich oorspronkelijk de dorswanden bevonden.

Ten oosten van het erf, stal. Deze stal is deels reeds aangegeven op het primitief percelenplan (circa 1835). Circa 1894 - zie jaartal in baksteenkoppen in de rechter zijgevel - wordt deze stal naar het zuiden uitgelengd (wordt slechts aangegeven op de mutatieschets van 1971). Rode baksteenbouw onder zadeldak (vernieuwde Vlaamse pannen), dakoverstek op geprofileerde modillons. Linker zijgevel met getoogd laadvenster en radiaal uilengat. Rechter zijgevel met jaartal "1894" in baksteenkoppen links en rechts van het laadvenster, gevat in een kader. Achtergevel met rechts, bij de erftoegang, heiligennisje in een roodgeschilderde bakstenen omlijsting met ijzeren hekje. Getoogde en rechthoekige muuropeningen, tudorbogige staldeur.

Interieur: deels bewaarde troggewelven op I-profielen, deels bewaarde oude kapconstructie: schaar- en nokgebinten. Ten westen van deze stal, soldatenbarak van de Eerste Wereldoorlog (wordt slechts aangegeven op de mutatieschets van 1971, nu in gebruik als koeienstal). De bouw van deze barak vond wellicht plaats vanaf mei 1917: vanaf dat moment was het in de Belgische sectoren relatief rustig, het effectief van de Belgische manschappen aan het front werd verminderd. Zodoende waren meer manschappen ter beschikking om in het kantonnement Lo-Pollinkhove heel wat installaties (waaronder barakken en keukens) in baksteen op te trekken.

Gele baksteenbouw van negen traveeën onder zadeldak (golfplaten, dakgebint circa 1970 verlaagd, nok evenwijdig met de stal). Typische constructie met smalle bakstenen wanden verstevigd door pilasters. In de smalle gevels, rechthoekige en getoogde muuropeningen. In de lange gevels, poorten en kleine rechthoekige vensters (dichtgemetseld naar de stalling toe).

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, primitief percelenplan.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, nummer 207: mutatieschetsen, schets nummer 1864/8, nummer 1879/13, nummer 1944/8, 1971/4.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, nummer 208: oorspronkelijke aanwijzende tabel.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, nummer 212: kadastrale leggers 80, 562, 1079.
  • S.N., Inventarisatie van relicten uit WO I in de Westhoek (Provincie West-Vlaanderen, "Oorlog en Vrede in de Westhoek", en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen), Teksten opgemaakt met medewerking van Roger Verbeke en op basis van archiefonderzoek in het Legermuseum te Brussel door Etienne Delannoo.

Bron: VANNESTE P. met medewerking van MISSIAEN H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lo-Reninge, bestaande uit deelgemeenten Lo, Noordschote, Pollinkhove en Reninge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL14, onuitgegeven wekdocumenten.
Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. 2005: Het Iepenhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/70143 (geraadpleegd op ).


Bakstenen militaire installatie Zavelhoek (Lo - WOI) ()

Bakstenen constructie op boerderij Zavelhoek 3, Iepenhof geheten (op stafkaarten ook wel eens aangeduid als Diephof), vlakbij (ten oosten van) de Kollaartshillebeek, op ongeveer 1800 meter ten noordwesten van Lo. De omgeving is landelijk en vlak.

Naar verluidt zou de omwalde hoeve Iepenhof een voormalige abdijhoeve zijn, afhankelijk van de Norbertijnenabdij van Grimbergen. Volgens de boer zou de bakstenen constructie een soldatenbarak uit de Eerste Wereldoorlog zijn. De grote boog aan de voorzijde, waarlangs materiaal kon binnengereden worden, doet echter eerder een atelier/stelplaats voor artillerie vermoeden.

Kenmerken

Bakstenen militaire constructie, nu als stal gebruikt. Bij de constructie werd gebruik gemaakt van gele baksteen, met af en toe rode baksteen ertussen. De muren zijn anderhalve baksteen dik. De muurpijlers zijn 56cm (of tweeënhalf baksteen) breed. De afstand tussen de pijlers is telkens twee meter. Aan de voorzijde zit een grote boog met poort. In de zijmuren zitten kleine venstertjes. Volgens de boer was het dak vroeger iets hoger en met leien bedekt.

  • Onderzoek / notities door Roger Verbeke.

Bron: WOI Relict (99): Bakstenen militaire installatie Zavelhoek (Lo - WOI)
Auteurs:  Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2003: Het Iepenhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/391676 (geraadpleegd op ).