De Margriet- of Machuutmolen is een stenen bovenkruier van het type grondzeiler, die dienst deed als korenmolen.
Geschiedenis
De Margrietmolen werd omstreeks 1870 opgericht door Arsène Couzyn, ter vervanging van de 400 meter oostwaarts gelegen Hullebrugmolen, een standaardmolen die werd afgebroken ten gevolge van de rechttrekking en verbreding van de Lovaart. De van de oude molen bruikbare onderdelen, voornamelijk van het draaiend werk, werden bij de bouw van de grondzeiler gerecupereerd.
In de nieuwe stenen molen werd er tot 1958 met de wind en bij windstilte met een elektromotor gemalen. Sindsdien bleef onderhoud uit, waardoor zowel het staande als draaiende werk van de Margrietmolen in een zeer erbarmelijk toestand verkeert.
De molen bevindt zich op een erf met een verbouwd 19de-eeuws molenaarshuis aan de straat en een 19de-eeuwse stal haaks op de straat.
Beschrijving
De Margriet- of Machuutmolen is een bovenkruier van het type grondzeiler. De geelbakstenen molenromp wordt doorbroken door een segmentboogvormige ingang aan de noordoostzijde en dito vensteropeningen, die niet geschrankt maar boven elkaar zijn gesteld. Van de gebroken molenkap met rechte achterwand is de bovenkap gedekt met eiken schaliën en de onderkap met zinken platen. De geklinknagelde ijzeren roeden zijn halfverdekkerd en hebben een vlucht van ongeveer 25 meter.
De uitrusting als korenwindmolen bestaat uit een builmolen op de gelijkvloerse verdieping, een haverpletter op de meelzolder en drie steenkoppels op de steenzolder. Twee van de drie steenkoppels werden aangedreven door een kamwiel (met elk 22 kammen). Beide kamwielen haakten in het spoorwiel (met 54 kammen) op de koning. Het derde steenkoppel werd aangedreven door middel van een drijfriem, verbonden met een sleepband op de koning. Bij windstilte kon dit steenkoppel ook aangedreven worden door een elektromotor. Op de kapzolder bevindt zich op de molenas het vangwiel (met 48 kammen), dat het kamwiel (met 27 kammen) op de koning aandrjjft.
Een in het vangwiel gehakte inscriptie geeft het jaartal ‘”1748” aan. Een ander inschrift in het vangwiel vermeldt “H. Verhaeghe 1936”. Het deksel van de steenkuip vermeldt “1775”. Op de steenbalk staat geschilderd: “28-5-1940. Bezet door/ Duitsland/ H. Verhaeghe 1941” en “hier door Canadiens/ bevrijd/ 7-9-1944”.
- Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, Archief, nummer 669.
- ANNOOT R. 1988: Inschriften in molens van de Westhoek en van Frans-Vlaanderen, Molenecho’s 16.1, 14-31.
- CORNILLY J. 2005: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III. Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 148.
- DEVLIEGHER L. 1984: Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium in West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 302-303.
- DEVYT C. 1966: Westvlaamse Windmolens. Inventaris volgens de toestand op januari 1965, Brugge, 101.