Markeymolen ()

De Markeymolen, gelegen ten westen van de Lovaart op een lage molenbelt, is een standaardmolen met gesloten voet. Functioneel behoort de windmolen tot de korenmolens.

Historiek

Inscripties in het vangwiel geven aan dat – voor zover het vangwiel niet van een andere molen afkomstig is – de Markeymolen in 1797 door molenmaker Jan Frans Verhaeghe werd gebouwd. De eerste eigenaar was Filip Ignace Butaye, die vermoedelijk enkele jaren vóór 1808, het jaar waarin de weduwe Isabella Butaye-Hoenraet hertrouwde met de Veurnaar Emmanuel Willaey, overleed. In 1856 werd de windmolen verkocht aan Charles-Louis Becuwe, die de molen reeds sinds 1840 pachtte. Merkwaardig is dan ook dat de molen niet voorkomt op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843).

Door het rechttrekken en verbreden van de Lovaart tussen 1865 en 1870 moesten het molenaarshuis en het bijgebouw worden gesloopt. Een nieuwe molenaarswoning werd gebouwd, die inmiddels (in 2004) opnieuw werd vervangen. Intussen was de functie van de molen, die oorspronkelijk dienst deed als koren- en oliemolen, herleid tot enkel nog het vermalen van granen. In 1909 werden de houten wieken vervangen door ijzeren roeden van het type Verhaeghe (Ruddervoorde).  

Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag de windmolen ver genoeg verwijderd van het front om in bedrijf te blijven. In 1919 werd de molen verkocht aan Joseph Markey (1887-1975), die in de daaropvolgende decennia aan de molen diverse werken liet uitvoeren. Zo werd de molenkast opgehesen om de standaard van een nieuwe maan (‘hoed’) te voorzien. Omstreeks 1927 werd de open voet verbouwd tot een gesloten voet door de vier teerlingen op te nemen in een zestienkantige bakstenen voet, die met een tentdak werd afgedekt. In 1937 werd de houten beplanking van de molenkast vernieuwd. In november 1940 zorgde een zware storm voor een barst in de standaard, die door Urbain Vandenbussche, smid in Lo, met twee ijzeren banden werd versterkt. Van oorlogsschade bleef de molen tijdens de Tweede Wereldoorlog evenwel gespaard. In 1949, het jaar van de bescherming van de molen als monument, werd een nieuwe molentrap aangebracht. In 1955 werd de molen gerestaureerd door de molenmakers Henri Lejeune (1892-1965) uit Westvleteren en Machard Declerck (1911-1989) uit Handzame. Een belangrijke ingreep betrof de vervanging van de oude houten standaard door een ijzeren standaard van 7,90 meter, de allerlaatste ijzeren standaard die door de firma Verhaeghe uit Ruddervoorde werd vervaardigd. Daartoe werd de molen opgeschoord en werd de binnenroede weggenomen. Bij deze restauratie werd ook de molenkap gewijzigd in een gebroken kap, gedekt met eternietleien.

In 1962 stopte molenaar Joseph Markey het windmalen in de Markeymolen. Met deze stilzetting zette de aftakeling van de houten molen zich in. In 1980 werd de molen eigendom van de provincie West-Vlaanderen, die in 1983 kleinere herstelwerken liet uitvoeren. In 1992-1993 volgde de noodzakelijke restauratie van de molen. Deze werd uitgevoerd door de Gistelse molenbouwers Herman en Guido Peel. In de zomer van 2006 werd de molen opnieuw geschilderd door Vandenbriele bvba uit Boezinge.  

Beschrijving

De Markeymolen is een houten standaardmolen met driezolders, die dienst doet als korenwindmolen. De vier bakstenen teerlingen zijn onderling verbonden tot een zestienkantige bakstenen voet, die door vier rechthoekige deuropeningen wordt onderbroken. Een tentdak van houten leien dekt de gesloten voet af. Aan de voor- of staartzijde en de twee zijkanten is de molenkast voorzien van een groen geschilderde verticale plankenbeschieting. De windzijde (of windweeg), de gebroken molenkap op witgeschilderde modillons en het luikapje zijn bedekt met eikenhouten schaliën. Het gevlucht bestaat uit halfverdekkerde wieken met een vlucht van ongeveer 24 meter. Vrij uitzonderlijk voor een standaardmolen is de ijzeren standaard, in 1955 vervaardigd door de firma Verhaeghe uit Ruddervoorde. Deze standaard is samengesteld uit vier zware hoekijzers waartussen zich vier U-profielen bevinden. Ter hoogte van de buil- en meelzolder is de standaard omgeven door een ronde stalen bekleding.

De uitrusting als korenmolen vertaalt zich in de aanwezigheid van drie maalstoelen op de steenzolder, een meelgoot op de meelzolder en een builmolen op de builzolder. Deze derde zolder is voorzien van een balkon onder de molentrap. Voor de aandrijving zijn op de molenas een vangwiel (van 48 kammen) en een voorwiel (van 48 kammen). In het vangwiel haakt een kamwiel (van 19 kammen) dat via een ijzeren spoorwiel (met houten kammen) op de meelzolder twee ijzeren kamwielen in beweging zet. Deze kamwielen doen door onderaandrijving twee lopers draaien. Een kamwiel op de builzolder drijft de builmolen aan. Op het voorwiel is eveneens een kamwiel (van 12 kammen) gemonteerd dat de inmiddels verdwenen haverpletter op de meelzolder aandreef. De reminrichting bestaat uit een houten vang, sabel en vangtrommel en ijzeren vangbalk.

Diverse molenonderdelen zijn voorzien van inscripties. Op de plooien van het vangwiel staat “IAN FRANS VERHAEGHE ANNO”, en op de hoekstukken “1797”. Op de middenlijst staat: “EDUARD BECUWE/ POLLINCHOVE/ 1802”, “Maeckelberghe/ 1821”, “C.F. MESSIAEN/ 1829”, “ARSEEN BECUWE POLLINKHOVE 1904”, “PHILIPS R./ 1911”, “JOS. MARKEY/ 1919”. Op een stijl naast de steenbalk staat gedeeltelijk weggehakt “JB DE VO . ./ 182. ”, op een weegband “IF Christiaen/ 1835” en op een balk “Jules Moerman 1904”.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, Archief, nummer 670.
  • BECUWE M. 1990: Markeymolen te Lo-Reninge, Brugge.
  • CORNILLY 2005: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel III. Arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 148.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium in West-Vlaanderen, deel 9, Tielt, 297-301.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse Molens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 100.

Auteurs:  Becuwe, Frank; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Becuwe F. & Vanneste P. 2020: Markeymolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359292 (geraadpleegd op ).


Markeymolen ()

Site van de "Markeymolen" met molenaarserf. Naamgeving naar eigenaar van 1919-1962. De molen is nog niet aangeduid op de Atlas der Buurtwegen (circa 1843), het vangwiel met jaartal 1797 is vermoedelijk afkomstig van andere molen.

Naar de straat gericht molenaarshuis uit de 19de eeuw. Gele baksteenbouw van vijf traveeën onder zadeldak (mechanische pannen, nok parallel aan de straat). De rechter zijgevel en de achtergevel bewaren enkele originele elementen, respectievelijk kleine raampjes met roedeverdeling en korfbogige keldervensters. Achter het huis, haakse stal onder zadeldak (Vlaamse pannen) met bewaarde bolkozijnen met kleine roedeverdeling en staldeuren met bewaard hang- en sluitwerk. Een ander nutsgebouw haaks op het huis werd in 2002 afgebroken.

De staakmolen is gesitueerd ten westen van de Lovaart op een kunstmatige terp op vier nu ingebouwde bakstenen teerlingen. De teerlingen werden na 1910 in een 16-kantige voet opgenomen, doorbroken door vier rechthoekige deuropeningen en afgedekt met houten leien (zie oude prentbriefkaart). Groen geschilderde verticale beschieting aan voor- en zijkant, houten leien op de windweeg en de gebroken kap op witgeschilderde houten modillons. Half verdekkerde wieken, vlucht circa 24 meter. IJzeren standaard (1955, H. Lejeune) vervangt gespleten houten standaard ten gevolge van een storm in 1940.

Uitzonderlijk telt de molen drie zolders: builzolder met balkon onder de trap, maalzolder en steenzolder met drie maalstoelen. Talrijke opschriften: op de plooien van het vangwiel “IAN FRANS VERHAEGHE ANNO”, en op de hoekstukken “1797”; op middenlijst “EDUARD BECUWE POLLINCHOVE 1802”, “C.F. MESSIAEN 1829”, “ARSEEN BECUWE POLLINKHOVE 1904”, “PHILIPS R., 1911”, “JOS. MARKEY 1919”; op stijl naast steenbalk “JB DE VO . . 182. ”; op weegband “IF CHRISTIAEN 1835”; op balk “JULES MOERMAN 1904”. In 1993-1994 gerestaureerd door de firma H. en G. Peel (Gistel).

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, Archief, nummer 670.
  • DEVLIEGHER L. 1984: Molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium in West-Vlaanderen, deel 9, Tielt, 297-301.

Bron: VANNESTE P. met medewerking van MISSIAEN H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lo-Reninge, bestaande uit deelgemeenten Lo, Noordschote, Pollinkhove en Reninge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL14, onuitgegeven wekdocumenten.
Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Vanneste P. 2005: Markeymolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/70209 (geraadpleegd op ).