Voor de Eerste Wereldoorlog bevond zich op de Dorpplaats rond de Sint-Rectrudiskerk onder meer de pastorie (Dorpplaats nummer 19) die terugging tot 1640 en naar verluidt zou opgetrokken zijn door de abdij van Marchiennes die veel eigendommen te Reninge bezat. Op de plaats van de huidige onderpastorie (Dorpplaats nummer 15) geeft het kadaster in 1894 een huis aan, eigendom van de gemeente. Of dit huis dienst deed als onderpastorie is niet geweten. Een fragment uit het boek "Rondom den Yzer" (1918) van Lonaar Herman Vandergucht waarin een idyllisch beeld van het Reninge van 1913 geschetst wordt, laat vermoeden dat dit niet het geval was of dat dit gebouw alleszins geen bijzondere architecturale kenmerken had: naast een uitgebreide beschrijving van het kasteel, de kerk en de pastorie wordt niets vermeld over een onderpastorie.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt de dorpskom van Reninge bijna volledig verwoest. Na de Eerste Wereldoorlog worden zowel de kerk, de pastorie als het gemeentehuis heropgebouwd naar ontwerp van de Oostendse architecten Charles Pil (1867-1949) en Henri Carbon (1882-1950). De pastorie wordt gerestaureerd als een historische reconstructie naar het vooroorlogse model. De onderpastorie - ook naar ontwerp van Pil en Carbon - krijgt (voor het eerst) het uitzicht en de typologie van een pastorie.
De voormalige onderpastorie of kapelanie, aan de noordzijde van de kerk, werd in 1919-1924 heropgebouwd. In 1922 maakt het kadaster vermelding van "puinen geheele herbouwing huis". De onderpastorie blijft tot voor kort eigendom van de gemeente.
De onderpastorie vormt een goed voorbeeld van verzorgde wederopbouwarchitectuur door de genoemde architecten. In tegenstelling tot de pastorie die gerestaureerd werd als historische reconstructie, is hier sprake van historiserende wederopbouw met regionale inslag, echter zonder dat het gebouw teruggaat op een historische voorganger. Ze fungeert als pendant en mogelijk werd ze gebouwd naar model van de in kern 17de-eeuwse pastorie aan de zuidzijde van de kerk (zie nummer 19). Een aantal elementen lijken rechtstreeks overgenomen van de pastorie, met name de zijtrapgevels, de getrapte dakkapel, de tweeledige structuur, het houtwerk (kruiskozijnen met beluikte benedenvakken) en zo meer. De gootlijst op uitgewerkte klossen is identiek aan die van de pastorie.
Beschrijving van de kapelanie
Verzorgde baksteenarchitectuur met historiserende en regionalistische inslag, zie de verzorgdheid van houtwerk en metselwerk. Hierbij wordt onder meer verwezen naar de houten kozijnconstructies verdiept in een tudor- of korfboognis, de uitkragende gootlijst op klossen en de getrapte zijgevels en de dito dakkapel.
Breedhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak. De aansluitende rechter travee onder lager zadeldak geeft de pastorie een tweeledige structuur. Zijgevels uitgewerkt met trap- en puntgevels met uitgewerkte schoorsteentraveeën, schoorstenen met pilastertjes.
Bewaard houtwerk: witgeschilderde kruiskozijnen (begane grond) en bolkozijnen (verdieping) op afzaat en verdiept in tudor- en korfboognissen, kleine roedeverdeling en beluikte benedenvakken, luikduimen. Benedenvakken met zesdelige indeling, bovenvakken met negendelige indeling (de buitenstructuur suggereert schuiframen, doch de benedenvakken draaien open met spanjoletten). Kloosterkozijnen in de zijgevels. Geprofileerd deurkozijn met versmallend bovenlicht, bereikbaar via trapje van drie treden. Bewaarde ijzeren belstang en nis met Mariabeeld.
Links aansluitend, omlijst tuinpoortje geflankeerd, links door twee paardenkastanjes.
Aan de achterzijde sluit een lager haaks volume aan met uitgewerkte tuitgevel met aandaken en vlechtingen. Op de begane grond drie, in het gevelveld twee houten kruiskozijnen, gevat in korfboognis.
Interieur. Bewaarde interieurindeling: dubbelhuis met centrale T-gang die de begane grond grosso modo in drie ruimtes indeelt, id est een salon links en rechts van de gang en de nutsruimtes (keuken en zo meer) in de achterbouw. In de salons, eenvoudige houten schouwen, beschilderde plankenvloer in het rechter salon. Houten bordestrap met uitgewerkte leuningen en trappaal met spitsboogversieringen, de trap loopt door tot op de zolder. Voorts verzorgd binnenschrijnwerk van deuren en ramen, bijvoorbeeld verzorgde beglaasde vleugeldeur tussen het portaal en de eigenlijke gang. Op de verdieping, eenvoudige beschilderde houten schouwtjes.
- MEULEMEESTER J.L., Pil, Carolus (Charles) Ludovicus in: Nationaal Biografisch Woordenboek, 15, 1996, p. 596-598.
- NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986. (dossier 11002 over gemeentehuis, pastorie, onderpastorie).
- VANDERGUCHT H., Rondom den Yzer, 1918.