Noodwoning of een semipermanente woning ()

Noodwoning of een semipermanente woning van kort na de Eerste Wereldoorlog.

Over noodwoningen en semipermanente woningen te Reninge is weinig geweten. Het is niet geweten hoeveel het er oorspronkelijk geweest zijn. Briefwisseling in het fonds van de Dienst der Verwoeste Gewesten geeft geen locatie van noodwoningen of 'barakken' aan, die als niet-blijvend bedoeld waren. Het gemeentebestuur betaalde huur aan het Koning Albertfonds voor het gebruik van enkele 'barakken' voor de gemeentediensten (confer inventaris van de Dienst der Verwoeste Gewesten, dossier 10994 over barakken Koning Albertfonds te Reninge, periode 1919-1923).

Het Koning Albertfonds werd reeds opgericht door de Belgische regering in ballingschap (Le Havre) op 23 september 1916. De doelstelling van dit fonds was onder meer het oprichten van noodwoningen en het uitvoeren van dringende herstellingen aan beschadigde woningen. Het Koning Albertfonds - in Parijs gevestigd - ontwierp onmiddellijk twee demonteerbare modellen in een houtstructuur, enerzijds een model van 6 op 6 meter met drie kamers, anderzijds een model van 4 op 4 meter met twee kamers, beide met een kleine annex. Bedoeling was om reeds tijdens de oorlog 'barakken' te bouwen in Frankrijk die dan via het spoor zouden vervoerd worden. In de praktijk kwam hier echter niets van terecht. Bovendien bleek bij de wapenstilstand de vernietiging van onder meer de frontstreek nog desastreuzer dan ingeschat (alleen al in West-Vlaanderen waren 65.000 huizen vernield). Bijkomende vertragingen deden zich voor doordat het Fonds geen hout kon leveren aan de betrokken aannemers. Ook het vervoer van de materialen was problematisch gezien het vernietigde wegennet. Het Fonds delegeerde uit noodzaak een aantal taken aan de gemeenten (locatie, inplanting, toekenning van de woningen enzovoort). Daar de terreinen in het dorpscentrum (het epicentrum van de beschietingen) kort na de oorlog gewoon onbebouwbaar waren, werden de barakken dikwijls even buiten het dorp opgetrokken. Deze barakken werden normaliter in groep opgetrokken.

Daar de bouw van 'barakken' door het Koning Albertfonds niet opschoot (in 1920 verbleven nog tussen de 40.000 en de 60.000 vluchtelingen in Frankrijk), werd in maart 1920 beslist dat de 'sans-abris' van de Dienst der Verwoeste Gewesten een premie konden krijgen voor het bouwen van een semi-definitieve woning. Dit was onderhevig aan een aantal voorwaarden: de woning moest buiten het dorp gebouwd worden en niet opgetrokken worden op de grondvesten van een oude woning. De woning moest 9 bij 6 meter meten en de plafonds moesten 2, 50 meter hoog zijn. Het gebruik van bitumen was niet toegestaan. Vraag is echter of deze regels steeds gecontroleerd en nageleefd werden.

Op 5 januari 1925 werd het Koning Albertfonds opgeheven. De woningen werden zoveel mogelijk verkocht, de gemeenten werden aangeraden om de huurprijs te verhogen.

Het huis aan de Ieperstraat nummer 13 te Reninge is het enig overgebleven voorbeeld van een noodwoning, dan wel een semipermanente woning op grondgebied Lo-Reninge. Bovendien zijn dit soort 'barakken' ook in de rest van de West-Vlaamse frontstreek zeldzaam geworden.

Een aantal elementen doet vermoeden dat het hier eerder om een semidefinitieve woning dan om een noodwoning van het Koning Albertfonds gaat.

Gezien de locatie in de Ieperstraat (in de omgeving enkele arbeidershuizen uit de jaren 1920) is het onwaarschijnlijk dat deze woning deel uitmaakte van een groep noodwoningen. Blijkens het archief van het kadaster werd de woning gebouwd in 1925, wanneer tevens de grond, eigendom van een brouwer uit Stavele, verkocht wordt (geen mutatieschets, wellicht is de woning een aantal jaar ouder, en werd de bouw ervan gemeld aan de hand van de kadastrale legger). Voor de Eerste Wereldoorlog stond op deze plaats wel een klein volume van 1887 (confer mutatieschets), doch mogelijk ging het hier om een nutsgebouw. De huidige eigenaars/ bewoners stellen dat grootvader deze woning gebouwd heeft. Bovendien komt het gegeven van het mansardedak niet overeen met het basistype van het Koning Albertfonds. waarschijnlijker dat het hier om een semi-definitieve woning gaat die in 1920 gebouwd werd (bij renovatie bleek dat de kieren van de ramen opgevuld waren met kranten van het jaar 1919).

Beschrijving van de noodwoning of 'barak', dan wel semidefinitieve woning.

Smal diephuis van drie traveeën onder gemansardeerd zadeldak, gebouwd in 1919 of 1920. Bij renovatie midden de jaren 1990 werd het pand voorzien van een nieuwe bedaking in rode Vlaamse pannen, daar waar het lager gedeelte van het mansardedak oorspronkelijk met bitumen gedekt was. Bij deze renovatie werd het houtwerk vernieuwd, dit met uitzondering van de voordeur met geleed bovenlicht en het gekartelde windbord (windveer verwijderd). De zijgevels zijn zichtbaar opgebouwd in stijl- en regelwerk.

De typische beschildering van de voorgevel werd echter gerespecteerd bij deze renovatie. Het lager gedeelte achteraan (keuken) werd recent volledig herbouwd.

De interieurindeling is grotendeels bewaard, doch de aankleding is op enkele elementen na zoals een oorspronkelijke binnendeur vernieuwd. Het oorspronkelijke - getelmerkte - gebint is bewaard.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, kadastrale legger 212, artikel 1163 en 2032.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, mutatieschetsen nummer 207, schets nummer 1887/3.
  • GOBYN R., La crise du logement et le problème du logement provisoire en Belgique après la Première Guerre mondiale, in SMETS M. (redactie) 1985: Resurgam, La reconstruction en Belgique après 1914, Gent, 169-188.
  • LAMPAERT R. 2002: Reninge onder vuur, Koksijde, 219 en volgende.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a. 1986: Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, (dossier 10994 over barakken Koning Albertfonds te Reninge, dossier 11031 over semi-definitieve woningen te Reninge).

Bron: VANNESTE P. met medewerking van MISSIAEN H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lo-Reninge, bestaande uit deelgemeenten Lo, Noordschote, Pollinkhove en Reninge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL14, onuitgegeven wekdocumenten.
Auteurs:  Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Noodwoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/70277 (geraadpleegd op ).


Noodwoning ()

Locatie

Gelegen langs de Ieperstraat, huisnummer 13, op circa 200 meter ten zuiden van de kerk van Reninge.

Historische achtergrond

De oorlog liet een groot litteken na in de Westhoek. Reeds op 23 september 1916 werd het "Koning Albertfonds" (KAF) opgericht om de woningnood via het bouwen van barakken te bestrijden. Het Fonds ging van start in 1917, maar tegen 1918 was het niet veel meer dan een papieren organisatie zonder geld, arbeiders, materieel of vervoer, noch met een serieuze visie op het vraagstuk van de huisvesting.

De eerste vluchtelingen die rond de wapenstilstand terugkeerden naar de “verwoeste gewesten” gingen bij gebrek aan iets anders wonen in militaire schuilplaatsen of bunkers of ze trokken eigenhandig een primitieve woning op met al het bruikbaars dat ze aantroffen: brokstukken uit het puin en allerhande oorlogsmaterieel (“squatterbouw”).

Begin 1919 ontving het KAF de langverwachte subsidie van de regering en kon er van start gegaan worden met het voorzien in noodwoningen. Ze zouden moeten worden ingeplant op gronden waarop geen andere wederopbouw was voorzien en verhuurd worden aan wisselende bewoners. Door de toenemende terugkeer van vluchtelingen na de winter van 1918-'19, schoot stilaan de meest diverse verzameling noodwoningen uit de puinbodem op.

Om de grootste nood te lenigen kocht het Fonds eerst barakken van het Britse leger op (“Nissen Huts”, van 8, 5 x 5 meter). Ook barakken van het Belgische leger, genoemd naar Generaal Dossin, werden gebruikt. Vanwege hun grootte dienden zij als kerk, school, meergezinswoning en dergelijke meer. Reeds tijdens de oorlog hadden directeur-generaal ingenieur Zanen en secretaris architect Moenaert demonteerbare houten woningen van 6 x 6 en 4 x 4 m met aangebouwd stalletje ontworpen. De uitvoering van de aanbesteding liep echter maanden vertraging op, onder meer vanwege het nijpende houttekort. Jouret en Speltincks ontwierpen dan weer dure paviljoenen van 8 x 6 meter in hout en beton.

Dit alles was slechts een druppel op de hete plaat, het KAF kon de grote vraag niet aan. Bovendien ontbraken elementaire voorzieningen in de barakken. Vanaf 1920 institutionaliseerde de overheid dan ook de zelfbouw: ze stelde bijvoorbeeld 3.000 BEF aan bouwmaterialen ter beschikking zodat mensen ofwel zelf hun semipermanente woning van minimum 9 x 6 meter ofwel aan de hand van een standaardgeraamte konden optrekken (“Drieduisters”). Het eerste kende een relatief succes, maar nog steeds had men te kampen met onder andere transportproblemen. Daarnaast bleef het KAF gedurende de eerste helft van de jaren '20 de gecentraliseerde aanmaak van noodwoningen voorstaan.

Begin 1925 werd het KAF geliquideerd omdat de wederopbouw grosso modo als voltooid werd beschouwd. In theorie moesten de barakken onder de beste voorwaarden verkocht worden, in praktijk echter bleven ze veelal bewoond vanwege de lage huurprijs. De “noodwoningen” deden zoals aanvankelijk gevreesd, veel langer dienst dan voorzien, voor een tiental tot op de dag van vandaag.

Over noodwoningen en semipermanente woningen te Reninge is weinig geweten. Er kon niet worden teruggevonden hoeveel noodwoningen of 'barakken' er oorspronkelijk in het dorp stonden, noch locaties ervan. Wel kon achterhaald worden dat het gemeentebestuur huur betaalde aan het KAF voor het gebruik van enkele 'barakken' voor de gemeentediensten.

Een aantal elementen doet vermoeden dat het hier eerder om een semidefinitieve woning dan om een noodwoning van het KAF gaat. Vóór WOI stond op deze plaats een klein gebouw daterend van 1887, doch mogelijk ging het hier om een nutsgebouw. Gezien de locatie in de Ieperstraat (in de omgeving zijn enkele arbeidershuizen uit de jaren 1920) is het onwaarschijnlijk dat deze woning deel uitmaakte van een groep noodwoningen. De woning zou gebouwd zijn in 1925, wanneer tevens de grond, eigendom van een brouwer uit Stavele, verkocht werd. De huidige eigenaars/ bewoners stellen dat grootvader deze woning gebouwd heeft. Het gegeven van het mansardedak komt niet overeen met een basistype van het KAF. Waarschijnlijker dat het hier om een semi-definitieve woning gaat die in 1920 gebouwd werd (bij renovatie bleek dat de kieren van de ramen opgevuld waren met kranten van het jaar 1919).

Bij renovatie midden de jaren 1990 werd het pand voorzien van een nieuwe bedaking in rode Vlaamse pannen, daar waar het lager gedeelte van het mansardedak oorspronkelijk met bitumen gedekt was. Bij deze renovatie werd het houtwerk vernieuwd, dit met uitzondering van de voordeur met geleed bovenlicht en het gekartelde windbord (windveer verwijderd). De zijgevels zijn zichtbaar opgebouwd in stijl- en regelwerk. De typische beschildering van de voorgevel werd echter gerespecteerd bij deze renovatie. Het lager gedeelte achteraan (keuken) werd recent volledig herbouwd.

De interieurindeling is grotendeels bewaard, doch de aankleding is op enkele elementen na zoals een oorspronkelijke binnendeur vernieuwd. Het oorspronkelijke gebint is bewaard.

Beschrijving

Smal diephuis van 3 traveeën onder gemansardeerd zadeldak van rode Vlaamse pannen. De zijgevels zijn zichtbaar opgebouwd in stijl- en regelwerk. De voordeur, in de middelste travee van de beschilderde voorgevel, wordt geflankeerd door 2 ramen, en heeft een geleed bovenlicht en een gekarteld windbord.

  • DENDOOVEN Dominiek & DEWILDE Jan 1999: De wederopbouw in Ieper. Een wandeling, St.-Niklaas, Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen.
  • DEMOEN Wim 1993: Diksmuide, een stad in beweging. Wederopbouw 1915-1935, Eindverhandeling, 1992-1993 - Hoger Instituut voor Architectuur, Sint-Lucas Gent.
  • GOBYN Ronny 1985: De woningnood en het probleem van de voorlopige huisvesting in België na de eerste wereldoorlog, SMETS Marcel (red.), Resurgam. De Belgische wederopbouw na 1914. Tentoonstelling in Passage 44 Brussel van 27 maart tot 30 juni 1985, Brussel, Gemeentekrediet, 169-187.
  • Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, Inventaris Bouwkundig Erfgoed, [online] http://www.monument.vlaanderen.be/vioe/nl/index.html

Bron: DECOODT H. & BOGAERT N. 2002-2005: Inventarisatie van het Wereldoorlogerfgoed in de Westhoek, project in opdracht van de provincie West-Vlaanderen, “Oorlog en Vrede in de Westhoek”, en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen.
Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Noodwoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195958 (geraadpleegd op ).