Woning Delacre is een monumentaal burgerhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl, opgericht in 1893 door Pierre Delacre (1860-1932), directeur van de gelijknamige koekjes- en chocoladefabriek. De fabrieken van het familiebedrijf Delacre waren gelegen in de Mimastraat, even buiten de historische stadskern van Vilvoorde ten oosten van de spoorwegbedding Brussel-Antwerpen. De fabriek, opgericht in 1880, sloot in 1992 definitief haar deuren, waarna de gebouwen achter het station afgebroken werden. De woning die de familie Delacre in de Van Helmontstraat liet bouwen werd vermoedelijk ontworpen door stadsarchitect Jean Hauwaert (1863-1912). De ruime stadswoning zou tot 1921 dienst doen als officiële verblijfsplaats van de familie in Vilvoorde en is op heden de enige bewaarde getuige van de aanwezigheid van deze gerenommeerde ondernemers in deze industriestad. De woning is een representatieve, laat-19de-eeuwse stadswoning in neo-Vlaamserenaissance-stijl en behoort tot één van de best bewaarde voorbeelden in deze stijl in de Vlaamse Rand.
In 1880 streek de chocolade- en koekjesfabrikant Delacre vanuit Brussel in Vilvoorde neer. De fabriek Delacre zou de daaropvolgende decennia tot één van de grootste en meest gekende fabrieken in de industriestad uitgroeien. Haar reputatie reikte rond de eeuwwisseling reeds ver buiten de landsgrenzen. Het familiebedrijf werd omstreeks 1870 door apotheker Charles Delacre (1826-1907) in een klein handelspand in de Magdalenastraat 51 te Brussel opgericht. Het bedrijf richtte zich in eerste instantie op de artisanale bereiding van chocolade en andere zoetwaren. Het onverdeelde succes deed Delacre in 1872 beslissen de productie over te brengen naar een ruimer pand in Elsene in de Gewijde-Boomstraat. Het kleinschalige, familiaal karakter van de onderneming werd hiermee ingeruild voor een bedrijfsvoering op industriële schaal. In aansluiting met de herstructurering werden een aantal handelsmerken gedeponeerd om de marktpositie van Delacre’s ambachtelijke producten te vrijwaren. Delacre vestigde haar naamsbekendheid met officieel geregistreerde merken als ‘Chocolat Delacre’, ‘Chocolat Roi et Reine’, ‘Chocolat Duchesse’, ‘Chocolat Leopold II’ en ‘Chocolat Bruxellois’. Het bedrijf breidde haar assortiment gestaag uit en stemde haar productielijn af op de verwachtingen van het publiek. Het commerciële succes werd verder aangewakkerd met spaar- en inzamelacties en publicitaire stunts die de zichtbaarheid van het merk dienden te vestigen. Voor de grafische vormgeving van affiches, koekjesdozen, verpakkingen en briefpapier werden de beste kunstenaars aangezocht, waaronder de befaamde affichetekenaar Privat Livemont (1861-1936) uit Schaarbeek. In 1879 verwierf het bedrijf het brevet ‘Fourniseur de la maison du Roi’, waarmee Delacre de selecte groep van producenten die aan het hof leverden bijtrad. De producten van Delacre werden ook meermaals bekroond op internationale evenementen en wereldtentoonstellingen, zoals in Parijs (1878), Sydney (1879), Melbourne (1880) en Amsterdam (1883).
Door de steeds toenemende vraag naar de kwaliteitsproducten van Delacre en de stelselmatige uitbreiding van haar productengamma werden de ateliers in de Gewijde-Boomstraat in Elsene na amper 8 jaar te klein bevonden. In 1880 besliste Charles Delacre daarom de volledige productie naar Vilvoorde over te brengen. De keuze voor deze industriestad werd ingegeven door haar strategische ligging dichtbij de hoofdstad, haar uitstekende infrastructuur en transportmogelijkheden via het spoor en het kanaal. Het bedrijf koos een uitgestrekt industrieel terrein achter de spoorwegbedding Brussel-Antwerpen ter hoogte van de Leuvense poort om haar bedrijfspanden op te richten. Aan de Mimastraat achter het station werd in 1882 een ruim fabriekspand van vier bouwlagen opgetrokken dat in de daaropvolgende decennia stelselmatige uitgebreid werd. Naast het fabrieksterrein liet Charles Delacre een ruime villa bouwen die in Vilvoorde bekend kwam te staan als het ‘Château Delacre’. Oprichter Charles Delacre zou er echter nooit wonen. Deze villa werd betrokken door zijn zoon Pierre Delacre (1860-1932) en diens gezin, voor deze in 1893 een eigen woning in de Van Helmontstraat liet bouwen.
De nieuwe vestiging in Vilvoorde kende onmiddellijk succes. Vanaf 1891 zou het bedrijf zich eveneens inlaten met de productie van biscuits. Hiermee ging Delacre de concurrentie aan met Engelse bedrijven als Huntley & Palmers, Peek & Frean en de Belgische producent Eduard De Beukelaar, bedrijven die reeds een stevige marktpositie uitgebouwd hadden. Delacre bracht in 1891 haar eerste koekje op de markt onder de merknaam ‘Pacha Delacre’. Het koekjesassortiment werd de komende jaren stelselmatig uitgebreid. Vanaf 1906 werd het bestuur van de fabriek overgedragen aan Pierre Delacre, die reeds van bij de oprichting van de vestiging in Vilvoorde nauw betrokken was bij de zakelijke leiding. Al rond 1890 werd hij officieel vennoot en werd de naam van het familiebedrijf gewijzigd in ‘Société en nom collectif Delacre et fils’.
Gezien zijn voltijdse bezigheden in Vilvoorde liet Pierre Delacre een ruime stadswoning optrekken in de nieuwe residentiële stationsbuurt van Vilvoorde. Voor de bouw van zijn nieuwe woonst binnen de stadsvesten had Delacre in 1893 reeds een stuk bouwgrond gekocht van marmerhouwer Auguste Stroobant. Het betrof een rechthoekig perceel in de Van Helmontstraat, ter hoogte van de kruising met de Harmoniestraat en de Woluwestraat. In het rechte tracé van de Van Helmontstraat werd eertijds de nieuwe middenschool voor jongens opgericht naar de plannen van stadsarchitect Emile Desmedt (1855-1900), waarmee dit stuk van het nieuw kwartier stilaan vorm kreeg. Het statige schoolgebouw met punt- en lijstgevel in neo-Vlaamserenaissance-stijl werd in 1885 voltooid. Het stuk bouwgrond van Delacre lag slechts twee percelen verwijderd van de middenschool.
Op 28 juni 1893 diende Pierre Delacre een bouwaanvraag in bij het stadsbestuur. Bij de aanvraag werd een summier ontwerpplan ingediend met plattegrond en gevelopstand. De plannen voorzagen een ruime stadswoning met een gevelbreedte van 12 meter en een bouwhoogte van om en bij 13 meter. Het plan werd niet gesigneerd, waardoor de identiteit van de ontwerper niet gekend is. Ook op basis van de schriftelijke aanvraag van Delacre kan niet achterhaald worden met welke architect de bouwheer in zee ging voor de bouw van zijn eigen woning. Vermoedelijk werd de woning ontworpen door architect Jean Hauwaert (1863-1912). Deze volgde in 1887 architect Emile Desmedt op als stadsbouwmeester in Vilvoorde en was voordien reeds actief in Brussel als architect gericht op de particuliere woningbouw. Hauwaert zou voor de familie Delacre in 1903 de plannen leveren voor vijf opbrengstwoningen die de ondernemers aansluitend bij hun fabrieksgebouwen lieten optrekken. Het is echter moeilijk op basis van de ontwerptekeningen van beide bouwaanvragen de woning definitief aan Hauwaert toe te schrijven. Het pand werd vanaf 1893 bewoond door Pierre Delacre, zijn echtgenoot Marie Jenatzy en twee kinderen: Jules Delacre (1883-1950) en Madeleine Delacre. De familie Delacre behoorde rond de eeuwwisseling tot de meest vooraanstaande industriëlen in Vilvoorde. Naast zijn industriële bedrijvigheid toonde Pierre Delacre zich er eveneens politiek en cultureel actief. Zo was hij verbonden met de Liberale Partij en was hij lid van de muzikale (zang)vereniging Le Cercle Lyrique.
Woning Delacre is een onderkelderd breedhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl van twee bouwlagen en vier traveeën. De gevelopbouw kenmerkt zich door de combinatie van een top- en lijstgevel: het linkergedeelte van de woning betreft een drie traveeën tellende lijstgevel met klassiek hoofgestel, het rechtergedeelte een verbreed topgevelrisaliet met erker. De onderbouw van de woning is opgevat als hoge rustica-plint en telt vier rechthoekige keldervensters, voorzien van uitgewerkte smeedijzeren diefijzers. De bovenbouw van de woning kent een parement in rode baksteen geritmeerd door muurbanden en cordonvormende lekdrempels in blauwe hardsteen en is ter hoogte van de tweede bouwlaag en de geveltop voorzien van sierankers. De eerste bouwlaag telt drie getoogde vensters, de tweede bouwlaag drie rechthoekige vensters onder een rondboogveld. In de verbrede topgevelrisaliet bevindt zich een driezijdige houten erker op een uitgewerkte hardstenen sokkel met zware consoles. Het bekronende balkon met smeedijzeren leuning sluit aan op een rechthoekig venster met rondboogveld. In de geveltop bevindt zich een bekronend oculus. Alle vensters zijn gevat in hardstenen omlijstingen voorzien van hoek- en negblokken en een smeedijzeren vensterhek. In de borstweringen en boogvelden onder en boven de vensters zijn decoratieve stucwerkpanelen aangebracht. De rondboogvelden en de bekronende oculus zijn verder voorzien van doorgetrokken druiplijsten met sluitsteen. De lijstgevel sluit aan op een klassiek hoofdgestel met geprofileerde kroonlijst voorzien van hardstenen steigergaten en consoles. De geveltop met schouderstukken van het verbreed risaliet is voorzien van een hardstenen bekroning in de vorm van een gebroken en een driehoekig fronton met tussenin een medaillon met het bouwjaar ‘1893’. Bovenaan de neo-Vlaamserenaissance-getinte bekroning prijkt een obelisk. Het geheel bevindt zich onder een kunstleien zadeldak voorzien van twee dakkappellen onder overkragende bedaking. Onder de linker dakkapel sluit een vernieuwde dakkapel aan. Aansluitend op de zijgevels bevinden zich zowel aan noordelijke als zuidelijke zijde twee schoorstenen In de risaliterende linkertravee bevindt zich een rechthoekige deur met bovenlicht. De geblokte entablementomlijsting met voetschraper werd ter hoogte van de rustica-plint gebouchardeerd. Het neo-Vlaamserenaissance-getint entablement is voorzien van diamantkoppen en gegroefde consoles en sluit bovenaan aan op een getralied bovenlicht onder geprofileerde waterlijst met gestrekte uiteinden, geflankeerd door voluten met bloemmotief.
Nagenoeg overal bleef het originele buitenschrijnwerk bewaard. In de rechthoekige deuropening steekt een eenvoudig geklampte strokendeur beschoten met uitgewerkt deurbeslag, waaronder slotplaten en nagels. De originele, geprofileerde hendel van de trekbel bleef eveneens bewaard. De T-ramen ter hoogte van de eerste bouwlaag zijn voorzien van geprofileerde regels en stijlen met tandlijst als tussenregel, evenals het drieledige raam in het verbreed risaliet. Ook ter hoogte van de tweede bouwlaag bevinden zich de originele T-ramen die evenwel minder uitgewerkt zijn. Het schrijnwerk van de houten erker is rijkelijk uitgewerkt. De basis is voorzien van een balusterborstwering tussen postamenten met diamantkoppen, die aansluit op gecanneleerde stijlen voorzien van riemen en wortelmotieven. De rondbogige bovenlichten hebben decoratieve glas-in-loodpanelen met gestileerde bloemmotieven. De erker wordt afgelijnd door een geprofileerde kroonlijst. De rechthoekige raampartijen aan de drie zijden van de erker zijn vernieuwd.
De zichtbare gedeelten van de zijgevels zijn vlak afgewerkt en bepleisterd. Aan de zuidelijke zijgevel bevinden zich twee gevelhoge schoorsteenschachten. De achtergevel is eenvoudig van uitzicht en telt drie traveeën, waarbij de linkertravee breder is uitgewerkt. De gecementeerde lijstgevel is voorzien van schijnvoegen. Nagenoeg alle muuropeningen in de achtergevel zijn getoogd, waarbij deze in de rechtertravee verspringen. De gevel wordt bovenaan afgelijnd door een geprofileerde daklijst. Centraal in de onderbouw bevindt zich de kelderdeur. Het betreft een eenvoudige beglaasde paneeldeur met bovenlicht die aan de tuinzijde aansluit op een hardstenen keldertrap. Deze is bovenaan afgeboord met een ijzeren balustrade. Rechts van de kelderdeur bevinden zich drie smalle, getoogde keldervensters, waarvan één getralied. In de verbrede linker zijtravee zijn de vensters groter uitgewerkt. Buiten het raam in het getralied keldervenster zijn alle ramen in deze travee drieledig. In de eerste en tweede bouwlaag zijn de raampartijen voorzien van een bovenlicht. De overige traveeën hebben in de vensters van de eerste en tweede bouwlaag eenvoudige T-ramen. De drie vensters in de rechterzijtravee zijn kleiner opgevat en licht verspringend. Het middelste venster is blind.
Woning Delacre kent een vrij traditioneel grondplan, afgeleid van de 19de-eeuwse enkelhuisindeling. In de linkerzijtravee bevindt zich de circulatie-as met de inkompartij en het trappenhuis. De voornaamste ontvangstruimtes sluiten op elkaar aan en zijn in de verbrede rechtertravee ondergebracht. Het betreft het voormalige salon en de eetkamer, respectievelijk aan straat- en tuinzijde. De traphal bevindt zich centraal in de woning en staat als circulatieruimte in verbinding met nagenoeg alle ruimtes op de gelijkvloerse verdieping. De eerste verdieping van het woonhuis is toegankelijk via de hoofdtrap.
In de inkompartij bevindt zich een steektrap in witgrijze marmer, die het lager gelegen bordes van de inkom met de centrale traphal verbindt. Voor de tegelvloer, steektrap en lambrisering met marmerplaten in de inkompartij werd gebruik gemaakt van een witgrijze, licht geaderde marmer. De inkom sluit onmiddellijk aan op de centrale traphal die gevloerd is met een decoratieve keramische tegelvloer en voorzien is van een eenvoudige houten bordestrap met balusterleuningen. De traphal is afgewerkt met een sober stucplafond en wordt zenitaal verlicht door een lichtkoepel. In de verbrede zijtravee bevindt zich aan de straatzijde het voormalige salon. Deze statige ruimte is de enige ruimte die een aankleding kent die sterk aanleunt bij de neo-Vlaamserenaissance-stijl die het gevelontwerp inspireerde. Het verzorgde schrijnwerk van de paneeldeuren en lambrisering met hang- en sluitwerk bleef er bewaard. Aan de noordelijke zijde van het salon bevindt zich een monumentale houten neo-Vlaamserenaissance-schouw met zware natuurstenen wangen in zwarte marmer. Boven de schouwmantel prijkt een vast schilderij op doek waarvan de sierlijst in de boezem ingewerkt werd. De ruimte kent een houten balkenplafond met geprofileerde moerbalken voorzien van uitgewerkte balksleutels. Het salon sluit aan westelijke zijde aan op de eetkamer. Deze kent een aankleding in neo-Lodewijk-XV-stijl, waarbij de wanden afgewerkt zijn met een kamerhoge lambrisering voorzien van sierlijsten en rocailles. In de scheidingswand tussen eetkamer en salon bevinden zich in de onderste velden de originele verluchtingsroosters. Aan noordelijke zijde prijkt een Lodewijk-XV-schouwmantel in witgrijze, geaderde marmer. De ruimte is afgewerkt met een uitgewerkt stucplafond voorzien van een plafondrozet en omlopende plafondlijst. De eerste verdieping is toegankelijk via de hoofdtrap. Deze geeft uit op een overloop met vijf deuropeningen. De ruimtelijke indeling is min of meer gelijkend aan deze op de gelijkvloerse verdieping.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/23088/106.1, Herenwoning Delacre in Vilvoorde (PEVERNAGIE T., 2018).
Auteurs: Pevernagie, Thomas
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Pevernagie T. 2019: Burgerwoning Delacre [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313320 (geraadpleegd op ).
Monumentaal burgerhuis met neorenaissance-inslag, opgericht in 1893, zie jaartal in de geveltop, als woning voor de zoon van Pierre Delacre (1860-1932), directeur van de gelijknamige koekjesfabriek, die gelegen was in de Mimastraat buiten de stadskern. Deze fabriek, opgericht in 1880, sloot haar deuren in 1992, gevolgd door de afbraak van de gebouwen in 1993.
Onderkelderd breedhuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder kunstleien zadeldak met kleine dakkapellen onder overkragende bedaking. Linkergedeelte met bakstenen lijstgevel afgelijnd door een klassiek hoofdgestel, rechts een topgevelrisaliet met sierankers en neorenaissance bekroning in de vorm van een gebroken en een driehoekig fronton met obelisk. Blikvanger vormt de fraai uitgewerkte houten erker met wortelmotieven. Decoratieve verwerking van natuursteen voor de vrij hoge onderbouw met getraliede rechthoekige keldervensters, arduin voor de muurbanden, puilijst en doorgetrokken lekdrempels, hoek- en negblokken, topaflijning en bekroning. Getoogde benedenvensters en rechthoekige bovenvensters onder rondboogveld en doorgetrokken druiplijst met sluitstenen; stucwerkpanelen versieren de borstweringen. De rechthoekige deur is gevat in een arduinen entablementomlijsting met diamantkoppen en gegroefde consoles; een getralied bovenlicht onder geprofileerde waterlijst met gestrekte uiteinden en geflankeerd door voluten met bloemmotief vormt de bekroning; een houten deur met ijzerbeslag, een ijzeren trekbel en voetschraper vervolledigen het geheel.
Interieur: achter de deur bevindt zich een marmeren steektrap die toegang geeft tot een neoclassicistisch uitgewerkte hal met omlopende, geprofileerde stuclijsten, zenitale verlichting, cementtegelvloer en bordestrap. Links in de trappenhal hangt een bas-reliëf "Musique de la nuit" van de hand van Louis Marcré. De ruimte vooraan rechts omvat een neorenaissance schouw met zwartmarmeren wangen en houten boezem.
Bron: KENNES H. met medewerking van STEYAERT R. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Vilvoorde, Deelgemeenten Vilvoorde en Peutie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2005: Burgerwoning Delacre [online], https://id.erfgoed.net/teksten/70539 (geraadpleegd op ).
Ruim burgerhuis voorzien van een gevel met neorenaissance-inslag, in de gevelbekroning gedateerd 1893. Fraaie houten erker op de tweede bouwlaag.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Aerschot S. 1975: Burgerwoning Delacre [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40823 (geraadpleegd op ).