is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Drie Fonteinen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Domein Drie Fonteinen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Drie Fonteinen
Deze vaststelling was geldig van tot
Dit domein, gekenmerkt door een sterke reliëfstijging, beslaat met een oppervlakte van circa vijftig hectaren het grootste gedeelte van het gelijknamige gehucht, zie gehuchtsinleiding, en behield als voormalig kasteeldomein trouwens voor een belangrijk deel zijn eind achttiende-eeuwse aanleg als Engels landschap met bossen, wandelwegen en parkzones. Het domein werd beschermd als landschap bij Koninklijk Besluit van 9 juni 1976.
In 1780 werd in de onmiddellijke omgeving van de fontein, gekend onder de benaming "Drie Fonteinen", zie gehuchtinleiding, het "Kasteel van Fontigny" voltooid door Jan-Jozef Walckiers de Gammerage (Galmaarden), een Brusselse bankier, die alle gronden in de omgeving had opgekocht; vermoedelijk liet hij in dezelfde periode, volgens X. Duquenne al circa 1778 de omgeving aanleggen als Engelse tuin die in de betreffende literatuur wordt aangehaald als een vroeg voorbeeld van Engelse tuinaanleg in België: een heuvelachtig terrein waarin gazons afgewisseld worden met bosjes van allerhande boomsoorten, verder een vijver met eiland en rustieke brug, een grot, een Ionische tempel en smalle doorkijken.
Het kasteel werd naderhand achtereenvolgens eigendom van Pieter-Frans Stevens, Vander Fosse, Jules Wellens, burgemeester van Vilvoorde in de periode 1825-1827 en van Van Volxem Marichal, burgemeester van Brussel. Nadien, meer bepaald in de tweede helft van de negentiende eeuw kwam het in handen van Alfred Orban, schoonzoon van Van Volxem, die verantwoordelijk wordt gesteld voor een belangrijk deel van het huidige uitzicht van het domein; zo werden een aantal bijgebouwen opgetrokken en ook de neoklassieke Franse tuinaanleg tussen de oranjerie en het kasteel dateert uit deze periode. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het kasteel bij een luchtaanval met de grond gelijk gemaakt. Volgens oude foto's betrof het een typisch classicistisch gebouw met attiek, met ten noorden een heden nog bestaande Franse tuin, aangelegd ten tijde van A. Orban die zich liet inspireren door de tuinen van Versailles. De later opgetrokken bijgebouwen ontsnapten aan de vernieling.
In de onmiddellijke nabijheid lag nog een goed, gekend onder de benaming "Het Vliegend Hert". Het werd in 1777 aangekocht door graaf de Nény en later kwam het in handen van de familie Van Laethem. Op het einde van de negentiende of in het begin van de twintigste eeuw versmolten beide kasteeldomeinen tot één geheel, het huidige Domein Drie Fonteinen dat in 1956 in het bezit kwam van de stad Vilvoorde, die het vervolgens inrichtte als recreatiegebied met onder meer een speeltuin en een dierenweide van anderhalve hectare ter plaatse van de vroegere moes- en fruittuin; voorheen bevonden zich hier een achttal serres en diverse broeikassen waarvan de funderingen bewaard bleven. In het noordelijke deel werd een degelijke sportinfrastructuur ontwikkeld: naast sportterreinen waaronder voetbal- en tennisvelden en een atletiekpiste werd er ook aandacht besteed aan de bijhorende accommodatie.
Verspreid over het domein resten nog de barokke Lendrikkapel (zonder nummer), overgebracht van het vroegere gehucht Ransbeek-Heembeek en enkele eind negentiende-eeuwse, begin twintigste-eeuwse aanhorigheden van het voormalige Kasteel van Fontigny: de voormalige toegangspaviljoentjes (zonder nummer), het koetshuis met stallen (Beneluxlaan 31), de oranjerie (Beneluxlaan 32) en de neerhoeve met een jachtpaviljoen (Beneluxlaan 33-34). Het inmiddels volledig verdwenen kasteel lag min of meer centraal met ten noorden de nog bestaande neoklassieke Franse tuin die aan de noordzijde wordt afgesloten door de oranjerie; ten westen van de tuin en te bereiken via een speelse trappenpartij, ligt het koetshuis met de bijhorende stallen en de vertrekken voor het dienstpersoneel; de neerhoeve ten slotte bevindt zich ten noordwesten van laatstgenoemde. De hoofdingang van het domein bestond uit een mooie dreef, gelegen in de lengteas ten westen van het kasteel; deze tot op heden bewaarde dreef, bestaat wat betreft het eerste gedeelte uit rode beuken, verderop overgaand in paardenkastanjes. Bij het begin van de dreef stonden oorspronkelijk twee arduinen leeuwen die heden zijn overgebracht naar de ingang van de speeltuin tegenover de neerhoeve. IJskelder en vijver in het noordoostelijke deel van het domein.
De inkompaviljoentjes (zonder nummer) bestemd voor de parkwachter, werden op het kadaster ingetekend in 1911. Sterk vervallen neoclassicistische constructies van bak- en natuursteen, gedeeltelijk geblokt. De leien bedaking is nagenoeg volledig verdwenen. Rechthoekige of rondbogige, al dan niet gedichte muuropeningen. Bewaarde, geblokte hekkenpijlers.
Kapel (zonder nummer) gelegen op een hoogte en afkomstig van het gehucht Ransbeke-Heembeek. De kapel werd daar gebouwd in 1667 op kosten van Jean de Béjar, deken van de Gentse Sint-Baafskerk, die vele bindingen had met Heembeek. Ze werd ingewijd op 13 oktober 1669. Toen de kapel in de twintigste eeuw sterk bedreigd werd, liet Daniël Campion, toenmalig gemeenteraadslid, ze in 1930-1931 steen voor steen afbreken en op de huidige plaats heropbouwen in de periode 1933-1934; ze werd naar verluidt “zacht” gerestaureerd in 1978.
Barokgetinte kapel, opgetrokken uit bak- en zandsteen onder geknikte, leien bedaking, licht overkragend op modillons en voorzien van een zeszijdig klokkentorentje. De rechthoekige plattegrond telt twee traveeën met een driezijdige sluiting. Baksteenbouw op zandstenen sokkel en gemarkeerd door zandstenen waterlijsten en hoekkettingen. In- en uitgezwenkte topgevel onder driehoekig frontonnetje met bekronende siervaas; rondboogdeurtje in zandstenen omlijsting met sluitsteen en imposten; hogerop lege rondboognis tussen voluten en bekroond door een waterlijst met sluitsteen en flankerende, iets hoger geplaatste vensters met gelijkaardig uitzicht en voorzien van glas in lood. De top zelf vertoont het wapenschild van Jean de Béjar en een oculus in een uitgewerkte, zandstenen omlijsting. De zijgevels worden geritmeerd door pilasters, waartussen respectievelijk een rad- of een rondboogvenster; de rondboogvensters in het koor vertonen hetzelfde uitzicht als de overige. Eenvoudig bepleisterd en beschilderd interieur met zwarte tegelvloer en twee rondbogige lampennissen ter hoogte van het koor.
Hoeve (Beneluxlaan 33-34) bestaande uit meerdere constructies die U-vormig werden ingeplant rondom een gekasseide binnenplaats met een oude waterpomp, een schandpaal vermoedelijk afkomstig van Zaventem en een centraal gelegen jachtpaviljoen. Heden is de hoeve in gebruik door de dienst groenvoorziening van de stad (Parken en Plantsoenen). Tegenover de hoeve werd een speeltuin ingericht met aan de ingang twee arduinen leeuwen, afkomstig van de voormalige hoofdingang van het domein.
U-vormig ingeplant geheel in neotraditionele stijl uit het einde van de negentiende eeuw, vermoedelijk uitgebreid in het begin van de twintigste eeuw: het poortgebouw ligt in de zuidwestelijke hoek, de woning met aansluitende lagere varkensstal ten zuiden, de stallen ten westen, een tweebeukige langsschuur in de noordwestelijke hoek en een koetshuis ten noorden. De woning werd op het kadaster ingetekend in 1894; de mutatieschetsen voor de uitbreiding met de poort, de schuur en de stallen ontbreken. Vrij eenvoudige bakstenen constructies van één bouwlaag onder licht overkragende, leien zadeldaken met veelvuldig voorkomende dakkapellen; het gebruik van neotraditionele elementen beperkt zich tot kruiskozijnen, karakteristieke rondboogdeurtjes in een natuurstenen omlijsting onder waterlijst met sluitsteen en voluutvormige uiteinden; oculi. De stal wordt gemarkeerd door een rondboogpoort in een gelijkaardige omlijsting, bekroond door een dakvenster met rechthoekig laadluik onder driehoekig fronton; verder bleven er nog een aantal paardenringen bewaard evenals de troggewelven in het interieur. Het koetshuis wordt gekarakteriseerd door een rondboogarcade.
Ook het jachtpaviljoen met dubbelhuisopstand op rechthoekige plattegrond, gelegen ten oosten op de binnenplaats, vertoont een neotraditioneel uitzicht en werd evenals de woning op het kadaster geregistreerd in 1894. Centraal op de gekasseide binnenplaats staat een arduinen, niet meer gebruikte waterpomp, bestaande uit een vierkante pijler met twee halfronde waterbekkens, ijzeren zwengels en spuwers en bekronende siervaas. In de noordwestelijke hoek staat een min of meer verweerde arduinen schandpaal die volgens A. Wauters afkomstig is van Zaventem; andere bronnen vermelden "de nederzetting aan de nieuwe vaart" als herkomst; in een vrij recente inventaris van schandpalen vermeldt P. De Win als mogelijke oprichter Ferdinand de Boisschot, baron van Zaventem; hij zou gestaan hebben op het toenmalige Marktplein te Zaventem, heden het Kerkplein, en dateren uit de periode 1626-1792; na diverse omzwervingen kwam hij in handen van de familie Campion, die hem circa 1964 liet overbrengen naar de huidige plaats. De circa 1900 opnieuw toegevoegde hals- en polsijzers, een zitbankje en twee treden waren inmiddels opnieuw verdwenen.
De neoclassicistische oranjerie (Beneluxlaan 32), modo "Paola-paviljoen", volgens sommige literatuurbronnen gelijktijdig met het kasteel opgetrokken in 1780, draagt niettemin een gevelsteen tussen de derde en de vierde travee met de vermelding "Alfred Orban-Vanvolxem 18 Août 1893"; de bouw of verbouwing ervan kadert dus vermoedelijk in de aanleg van het domein ten tijde van Alfred Orban op het einde van de negentiende eeuw, zoals ook blijkt uit de mutatieschetsen van het kadaster, waar in 1894 een volledig nieuw volume wordt ingetekend; in de tweede helft van de twintigste eeuw was deze oorspronkelijk als winterserre ingerichte constructie in gebruik als cafetaria; ze werd gerenoveerd en gerestaureerd in de winter 2003 waarbij onder meer de storende, gevelbrede luifel werd weggenomen; heropend in april 2003.
Eenvoudig, bepleisterd en beschilderd gebouw van zeven traveeën en één bouwlaag onder gecombineerde en afgeknotte, leien schilddaken, gemarkeerd door een eenvoudige rondboogarcade met geprofileerde archivolten; flankerende aanbouwsels voorzien van een serliana met Ionische zuiltjes. Aflijnend, deels omlopend hoofdgestel met geprofileerde architraaf, blinde fries en houten kroonlijst. Aangepast interieur in functie van de latere horecafunctie, doch bij de jongste restauratie werd het oorspronkelijke uitzicht gedeeltelijk hersteld met herhaling van het serlianamotief in de doorgangen naar de aanbouwsels.
De zone tussen de oranjerie en de plaats waar voorheen het kasteel stond is ingenomen door een neoklassieke Franse tuin, aangelegd ten tijde van A. Orban met diverse niveauverschillen, beelden, balustrades en trappartijen; de balustrade werd, met uitzondering van de steunmuren en enkele voetstukken van beelden, nagenoeg volledig vernieuwd in imitatiesteen naar ontwerp van architect C. De Vos van 1996. In de vier hoeken van deze tuin staan gietijzeren, allegorische beelden met opschrift "Fonderies d'Art du Val d'Osne / 58 Bd Voltaire Paris"; in de grasperken staan twee stenen beelden, een mannenfiguur met helm en zonneschild (Apollo) enerzijds, een vrouwenfiguur met hoorn des overvloeds (Fortuna) anderzijds, beide met signatuur L.B. Nys 1720.
Gesloten constructie in neoclassicistische stijl uit het einde van de negentiende eeuw, op het kadaster ingetekend in 1896. Op de begane grond waren de stallen voor koetsen en rijdieren, de eerste verdieping was ingericht als onderkomen voor het dienstpersoneel. Monumentaal ensemble bestaande uit U-vormig ingeplante, aaneengesloten, bakstenen vleugels van één tot twee bouwlagen onder leien mansardedaken, en een gekasseide binnenplaats aan de oostzijde afgesloten door gebogen muurpartijen, geritmeerd door geblokte natuurstenen lisenen. Op de inkompartij in de zuidelijke gevel na, vrij eenvoudige buitengevels met overwegend rechthoekige vensters en aflijnende houten kroonlijsten; blinde rondboogarcade in de noordelijke gevel, grote rondboogvensters in de zuidelijke gevel. Geaccentueerde inkompartij met rondboogpoort in monumentale, neoclassicistische omlijsting met flankerende Dorische driekwartzuilen en bekronend driehoekig fronton.
Meer uitgewerkte binnenplaatsgevels, geritmeerd door geblokte lisenen ter ondersteuning van een sober, klassiek hoofdgestel, bestaande uit een geprofileerde architraaf, een blinde fries en een aflijnende houten kroonlijst. De gevels zijn opgevat als een pseudo-rondboogarcade met rechthoekige deuren in een neoclassicistische entablementomlijsting bekroond door een oculus met guirlande en een rondbogige waterlijst met voluutvormige sluitsteen, afgewisseld met dito vensters.
Interieur: bewaarde troggewelven met ijzeren I-profielen.
Ten westen van het koetshuis staat een grotendeels bewaarde watertoren met jaartal 1903 in de sluitsteen van de rondboogdeur, op het kadaster ingetekend in 1904; circa 1900 werd het domein immers uitgerust met een autonoom waterleidingsnet. Heden rest nog het gemetselde gedeelte in de vorm van een ronde bakstenen toren; hierop stond voorheen een metalen vergaarbak van waaruit het water via ingenieuze ondergrondse leidingen verdeeld werd over de verschillende delen van het domein, de gebouwen, de serres in de groentetuin, de Franse tuin en de dreef.
Bron: KENNES H. met medewerking van STEYAERT R. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Vilvoorde, Deelgemeenten Vilvoorde en Peutie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Domein Drie Fonteinen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Drie Fonteinen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70578 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.