Steenblockhoeve, stichting van de abdij van Ter Kameren, vaak ook Steenhoeve genoemd, een foutieve benaming die in het verleden aan de basis lag van de verkeerde interpretatie als zou het hier gaan om een voormalige afhankelijkheid van het "Steen" in Elewijt.
Het gelijknamige perceel waarop later de hoeve werd gebouwd wordt voor het eerst vermeld in een "Specifikatie van die gronden van erffven, die ’t Godshuys van ter Cameren heeft" van circa 1550; hier is er nog geen sprake van gebouwen. Dit gebeurt voor het eerst in een atlas van goederen van Tercameren van circa 1635 "’t Steenblock metten huyse, stalle ende schure daerop staende". Concreet betekent dit dat de eerste gebouwen werden opgericht tussen circa 1550 en 1635. J. Verbesselt spreekt in deze context van het Klein Hof of het tweede hof van Ter Kameren in tegenstelling tot het Monnikhof of Groot Hof, zie Haesendonckstraat nummer 62. De oprichting van een tweede hof moet vermoedelijk gezien worden in het kader van het verdwijnen van het drieslagstelsel (begin zeventiende eeuw) waardoor het te bewerken areaal te groot werd voor één bedrijf. Op basis hiervan zou de oprichting van het Steenblockhof kunnen dateren uit het begin van de zeventiende eeuw.
De oudste voorstelling vinden we in het kaartboek van Ter Kameren van 1719, dat ons het hof toont als twee losse, haaks op elkaar staande volumes ter plaatse van de huidige woning en de schuur; aan de Haesendonckstraat is het erf afgesloten door een houten hekwerk. Als eigendom van de abdij van Ter Kameren werd het complex als nationaal goed verkocht tijdens de Franse Revolutie en in een schattingsverslag van 1797 omschreven als een woning met drie kamers, paardenstallen voor negen paarden, een koeienstal voor zestien dieren, een schuur en een remise, alles van steen en gedekt met leien. Hieruit valt te besluiten dat de hoeve tussen 1719 en 1797 werd versteend en uitgebreid. Vermits de huidige volumes met dezelfde U-vormige inplanting al voorkomen op de Ferrariskaart van 1771-1777, kan het jaar 1771 gebruikt worden als terminus ante quem; de ingrijpende verbouwingen kaderen vermoedelijk in de grootschalige bouwactiviteit die de abdij na de Vrede van Utrecht (1713) ontwikkelde vanaf het tweede kwart van de achttiende eeuw.
Nadien onderging het hof nog weinig veranderingen met uitzondering van de toevoeging van een bakhuisje en varkensstal, beide zijn inmiddels opnieuw verdwenen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de schuur zwaar beschadigd en naderhand heropgebouwd. In de periode 1997-2000 werd het geheel gerestaureerd naar ontwerp van André Impens van 1995; tijdens deze restauratiecampagne werden de gevels gereinigd, de zandsteen werd waar nodig vervangen en het buitenschrijnwerk volledig vernieuwd; de dakkapellen werden hersteld volgens het bestaande volume. Inwendig werd de balkenstructuur hersteld en de zolderverdieping werd ingericht als slaapgedeelte.
In de zuidwestelijke erfmuur werd de poort heropgericht die op deze plaats nog zichtbaar was op foto’s van vóór de Eerste Wereldoorlog en in een opmeting van architect C. Huart van 1917. Ze werd vermoedelijk na de oorlog vervangen door een ijzeren hek en bij de heropbouw van de schuur gebruikt als toegang in de zuidelijke schuurgevel. Deze gevel kreeg bij de restauratie opnieuw zijn oorspronkelijk gesloten karakter.
Heden U-vormig ingeplant hoevecomplex, opklimmend tot de achttiende eeuw en bestaande uit losse bestanddelen, een woonhuis ten westen, een stal ten noorden en een schuur ten zuiden; in de zuidwestelijke hoek, tussen de woning en de schuur werd bij de laatste restauratie de hoofdtoegang hersteld waarbij de poort die in de zuidelijke schuurgevel zat, terug op zijn oorspronkelijke plaats werd gebracht. Gekasseide binnenplaats met poel, heraangelegd bij de laatste restauratie, en boomgaard ten oosten. De hoeve werd beschermd als monument bij Besluit van de Vlaamse Executieve van 22 september 1982, de onmiddellijke omgeving met inbegrip van de Monnikhoeve als dorpsgezicht bij Besluit van de Vlaamse Executieve van dezelfde datum.
Verankerde zandstenen gebouwen met contrasterend baksteenmetselwerk voor de vlechtingen in de zijgevels. Overkragende zadeldaken (leien of pannen) op geprofileerde daklijstbalkjes, gedeeltelijk afgewolfd in de stal.
Woonhuis van zeven traveeën en één bouwlaag, onder zadeldak met bewaard linkeraandak en symmetrisch geplaatste dakkapellen; het rechteraandak werd hersteld bij de jongste restauratie; opkamers in de twee rechtse traveeën. Getraliede kruiskozijnen onder dubbele bakstenen ontlastingsboog, bij de restauratie opnieuw beluikt, en een rondboogdeurtje in zandstenen omlijsting met uitspringende sluitsteen en imposten. Hogerop sporen van een weggekapte cartouche, vermoedelijk met bouwjaar. Vrij gesloten achtergevel met links breder uitgebouwd gedeelte. Grosso modo bewaarde indeling met een brede dwarsgang met de zoldertrap, links de “mooie” kamer, rechts de keuken met haard en toegang tot de opkamer boven de halfondergrondse kelder; achter de keuken ligt de moos met trap naar de gewelfde kelders. Van de oorspronkelijke aankleding bleven slechts een beperkt aantal sporen bewaard in het bijzonder een gedeelte van de oorspronkelijke balkenstructuur, de achttiende-eeuwse haarden die sporen bewaren van oudere, een zwart/rode tegelvloer in de opkamer en het eiken gebint.
Stal van negen traveeën; steekbogige muuropeningen met opvallende ontlastingsboogjes van rode baksteen, diverse laadluiken; deze vleugel werd zwaar beschadigd door blikseminslag in juli 2002, waardoor de toenmalige bedaking nagenoeg volledig werd vernield, terwijl het inwendige uitbrandde; herstellingswerken werden uitgevoerd in het najaar van 2003. Nagenoeg gesloten achtergevel. De oorspronkelijke functie was af te lezen uit de binneninrichting: de drie linker traveeën waren bestemd voor de paarden, zie de gekasseide vloer en typische voederbakken van blauwe steen, de rest was voor de koeien en had een aarden vloer.
Tweebeukige langsschuur van vier traveeën, gedeeltelijk van baksteen door vroegere wijzigingen of herstellingen en gemarkeerd door diverse bouwnaden, onder meer verwijzend naar gedichte muuropeningen. Bij zware beschietingen in 1914 werd de schuur immers grondig beschadigd en nagenoeg volledig heropgebouwd. Tot voor kort was de zuidelijke gevel geritmeerd door zandstenen steunberen; de derde travee bevatte de rondboogpoort die afkomstig was van de voormalige hoofdtoegang in de zuidwestelijke hoek; ze was gevat in een omlijsting van ijzerzandsteen en droeg het jaartal 1794. Bij de restauratie werden de steunberen afgebroken en verkreeg deze gevel opnieuw een gesloten uitzicht; in de oostgevel werd de rechthoekige poort hersteld. De rondboogpoort van de zuidelijke gevel werd op zijn oorspronkelijke plaats in de zuidwestelijke hoek heropgericht als overluifeld poortgebouw met eenvoudige korfboogpoort in natuurstenen omlijsting. Het vrijstaande, negentiende-eeuwse bakhuis, dat bij de inventarisatie in de jaren 1970 gelegen was ten noorden van het complex, is nu verdwenen.
Bron: KENNES H. met medewerking van STEYAERT R. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Vilvoorde, Deelgemeenten Vilvoorde en Peutie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2005: Steenhoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/70609 (geraadpleegd op ).
Zogenaamde "Steenhoeve", als voormalige afhankelijkheid van het Steen te Elewijt. Fraaie en goed bewaarde hoeve met in U-vorm ingeplante gebouwen van zandsteen, uit de tweede helft van de 18de eeuw. Boerenhuis met één verdieping van zeven traveeën, rechts een opkamer, en afgedekt met een zadeldak (leien) met dakkapellen; rondboogdeur met uitspringende imposten en sleutel en sporen van een weggehouwen gevelsteen erboven; zes getraliede kruisvensters van zandsteen bekroond met een dubbele ontlastingsboog. Erg gesloten achtergevel van zandsteen, voor een deel vergroot met een bijgebouw onder doorlopend, zeer laag lessenaarsdak. Linkerzijpuntgevel met schouderstukken en vlechtingen van baksteen.
Links, stallingsvleugel onder gebogen zadeldak (pannen) op geprofileerde modillons, voorzien van korte wolfseinden en grote laadvensters; zandsteenbouw afgewerkt met vlechtingen van baksteen. Steekboogdeuren met negblokken en een ontlastingsboog van baksteen, en gelijkaardige venstertjes. Rechts, dwarsschuur met zadeldak (recente pannen) oorspronkelijk van zandsteen doch de straat- en één der zijgevels grotendeels hersteld met baksteenmetselwerk; erfzijdegevel met steekboogdeuren en -venstertjes; in de met steunberen van zandsteen versterkte achtergevel, een rondbooginrijpoort op zandstenen posten doch met latei en sluitsteen van ijzerzandsteen; laatstgenoemde met jaartal 1794 wijzend op de herstellingen; bijkomende rechthoekige inrijpoort. Oculi, vlechtingen, top- en schouderstukken van baksteen. Alleenstaand bakhuis van baksteen met zadeldak (pannen), uit de 19de eeuw.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Steenhoeve [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40846 (geraadpleegd op ).