Georiënteerde neogotische kerk met basilicale opstand naar ontwerp van 1899 van de Schaarbeekse architect Alexander Sluys, opgericht in 1900-1901 ter plaatse van en ter vervanging van een oudere, doch meermaals aangepaste, gotische kerk uit de zeventiende eeuw.
Het ontstaan van een parochie te Peutie klimt volgens literatuurbronnen op tot de tweede helft van de elfde eeuw. In de loop van de twaalfde eeuw zou de oorspronkelijke, vermoedelijk houten kapel vervangen zijn door een Romaans, stenen bouwwerk dat tijdens de godsdiensttroebelen in brand werd gestoken en nagenoeg met de grond gelijk werd gemaakt; in 1626 werd gestart met de wederopbouw van een eenvoudig gebedshuis, waarvoor de lokale zandsteen werd aangewend; de werken waren zo goed als voltooid in 1629. Een tekening van Jan de Rofroissart van 1649 toont ons een kleine, éénbeukige kerk met ingebouwde westertoren en ingang in de zuidelijke zijde, aan de oostzijde een lager koor met driezijdige sluiting, het geheel was omgeven door een omheind kerkhof.
In de loop van de achttiende eeuw werden meermaals veranderingen uitgevoerd: zo werden in 1732 het koor verhoogd en de muren gewit. Naderhand werd de kerk ook nog vergroot in functie van de bevolkingstoename: in de periode 1833-1835 werd een portaal gebouwd tegen de westzijde, deze werken gebeurden onder leiding van ingenieur Sluys, "architecte du roi". Oude foto's uit het einde van de negentiende eeuw tonen ons een gewit zaalkerkje met ingebouwde westertoren en het toegevoegde portaal met neogotische reminiscenties: een rechthoekige deur onder oculus zit gevat tussen twee spitsboogvensters die verbonden zijn door een omlopende druiplijst met drievoudig spitsboogmotief. Ook het ommuurde kerkhof is nog aanwezig.
Op het einde van de negentiende eeuw was de kerkfabriek echter van mening dat de toen bestaande kerk niet langer aan de eisen voldeed en werd beslist een nieuw gebedshuis op te richten. De plannen werden getekend in 1899 naar ontwerp van de Schaarbeekse architect Alexander Sluys. De oude kerk werd gesloopt vanaf 15 mei 1900 en de eerste steen voor de nieuwe bouw, ingemetseld in de muur achter het hoofdaltaar, werd gelegd op 13 augustus 1900; einde mei 1901 stond de nieuwe constructie onder dak en op 6 juni werd ze ingezegend, hoewel ze pas in oktober volledig klaar was voor gebruik. Het nieuwe gebouw werd op het kadaster pas ingetekend in 1912. Het kerkhof werd in het vooruitzicht van de nieuwe bouw al vanaf 1896 overgebracht naar de toenmalige Perksestraat, heden de Schuifelaarstraat.
De plattegrond vertoont een driebeukige, neogotische kerk met basilicale opstand en uitspringende westertoren, een schip van vijf traveeën met aansluitend een iets lager koor van twee rechte traveeën met vlakke sluiting, geflankeerd door de sacristie en een bergruimte. Rijzig voorkomende, doch vrij eenvoudige baksteenbouw op gecementeerde onderbouw met kunstleien zadel- en lessenaarsdaken en functioneel gebruik van hardsteen voor dorpels, lateien en afdekstenen. Gedeeltelijk uitspringende westertoren van drie geledingen onder ingesnoerde naaldspits met aan de zuidzijde een halfronde traptoren met lichtgleuven; verjongende en versneden steunberen op de hoeken; in de westgevel een eenvoudige rechthoekige deur onder spitsboogveld met kruismotief, hogerop gekoppelde spitsboogvensters, gevat in een spitsbogig spaarveld; hetzelfde geldt voor de gekoppelde galmgaten in de bovenste geleding; blinde galmgaten in de oostgevel.
In de midden- en zijbeuken worden de traveeën geritmeerd door steunberen waartussen de eveneens gekoppelde spitsboogvensters; in de rechthoekige annexen worden de gekoppelde rechthoekige vensters bekroond door blinde spitsboogvelden. Het koor wordt verlicht door kleine oculi in de zijgevels en drie spitsboogvensters in de oostgevel; tegen deze gevel bevindt zich ook de zogenaamde Heilige Kruiskapel, naar verluidt een overblijfsel van de oude kerk: natuurstenen kapel met beglaasde rondboognis waarin een kruisbeeld. Ingemetselde grafsteen van F.B. Van Zeebroeck, predikheer, † 1813, in de oostgevel van de sacristie.
Bepleisterd en beschilderd interieur met spitsboogarcade op zuilen met arduinen sokkel en bladwerkkapiteel. Bakstenen kruisribgewelven waarvan de geprofileerde ribben neerkomen op gecombineerde pilasters met gelijkaardige bladwerkkapitelen, op hun beurt geschraagd door de zuilen van de arcade.
Schilderijen. Koningin Clotildis van Frankrijk bij de Heilige Leonardus toegeschreven aan Gaspard De Crayer (1582-1669); Zeven Werken van Barmhartigheid toegeschreven aan David Teniers III (1660?). Portretbuste van Philippus de Baudequin de Peuthy († 1711) met wapenschild uit het begin van de achttiende eeuw. Jezus wordt van het kruis genomen, mogelijk een negentiende-eeuwse kopie naar Pieter Paul Rubens. Twee achttiende-eeuwse schilderijen van de Heilige Leonardus. Neogotische kruisweg, op enkele staties na uitgevoerd door Peter Neuckens in de periode 1872-1874, de eerste twee staties zijn van 1874 van de hand van Lodewijk Hendricx en de dertiende statie dateert van 1873 en werd vervaardigd door Jan Van Beers.
Beeldhouwwerk. Gepolychromeerde, Mechelse, houten beelden van de Heilige Lucia van Syracuse en Onze-Lieve-Vrouw met Kind, tweede helft van de zestiende eeuw. Gepolychromeerde, houten, zeventiende-eeuwse beelden van de Heilige Jozef met Kind en de Heilige Leonardus. Gepolychromeerd houten beeld van de Heilige Martinus van Tours van 1733 door Petrus Sterck. Eiken beeld van Christus van 1795 (?) waarvan het kruis en de armen verdwenen zijn. Gepolychromeerde houten Ecce Homo uit de negentiende eeuw.
Meubilair: Hoofdaltaar van 1904, zijaltaar toegewijd aan de Heilige Leonardus door Jan Gerrits, 1913, in 1926 met godsdienstige taferelen versierd door kunstschilder Jozef Bouüaert uit Vilvoorde. Biechtstoel uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Eiken koorlezenaar in de vorm van een arend van 1733 door Petrus Sterck. Zeventiende-eeuwse, zwart granieten doopvont met deksel van messing. Diverse grafstenen van de familie de Baudequin uit de zeventiende en de achttiende eeuw. Obiitbord van 1756. De glasramen van de zijbeuken dragen de jaartallen 1932 en 1933-1934, volgens literatuurbronnen dateren al deze glasramen uit de periode 1923-1944 en zijn ze vervaardigd door Jozef Osterrath uit Luik.
Bron: KENNES H. met medewerking van STEYAERT R. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Vilvoorde, Deelgemeenten Vilvoorde en Peutie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB1, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Steyaert, Rita; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Steyaert R. & Kennes H. 2005: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/70648 (geraadpleegd op ).
Neogotisch gebouw van circa 1904 (gevelsteen in koor) als vervanging van een vroegere gotische kerk die aangepast werd in de loop van de 18de eeuw.
Herschilderd en opgefrist interieur (1968).
Mobilair. "Zeven werken van Barmhartigheid" toegeschreven aan David Teniers III (17de eeuw); H. Lucia (17de eeuw), Onze-Lieve-Vrouwbeeld (17de eeuw); Heilige Leonardus, (bedevaartsbeeld) (zuidkapel), Heilige Martinus (volkskunst), 17de-18de eeuw.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Aerschot S. 1975: Parochiekerk Sint-Martinus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/40850 (geraadpleegd op ).