Negentiende-eeuws landhuis, dat zijn naam ontleende aan het toponiem van de nabijgelegen landerijen Ravaart, ook “Kasteel Moerman” genoemd naar de vroegere eigenaars. Tot op vandaag met bewaarde woonfunctie. Het omringende, min of meer verwaarloosde kasteelpark is gelegen in het zuidoostelijke deel van de gemeente dat aansluit bij het Floordambos en vormde aanvankelijk één geheel met het aangrenzende kasteeldomein Huynhoven. In de noordwestelijke hoek bleef de oude toegang bewaard bestaande uit arduinen pijlers met een ijzeren hek. Ten noordoosten van het kasteel liggen een aantal bijgebouwen en de ommuurde moestuin, voorheen met meerdere serres en een in de omheiningsmuur ingewerkte oranjerie.
Historiek
Kasteel Ravaart werd volgens kadastrale gegevens al in gebruik genomen in 1863, hetzelfde jaar als dat van de registratie, hoewel literatuurbronnen 1865 aanhalen als bouwjaar. Volgens dezelfde bronnen werd het vermoedelijk opgetrokken in opdracht van Anna Detige, die gehuwd was met Alfons Rayé, zoon van de befaamde dokter Carolus Rayé die het naburige Huynhoven (nummer 60) bezat. Mogelijk verwierf zij als weduwe een deel van het uitgestrekte kasteeldomein als erfdeel van haar jong overleden echtgenoot en liet zij hier voor zichzelf en haar dochter Alice Rayé een landgoed bouwen. Alice Rayé zou later huwen met Leon Moerman, familienaam waaraan de andere benaming van het goed werd ontleend. Kadastrale leggers vermelden echter Sebastianus Detige als eigenaar op het ogenblik van de bouw.
De vijver en de bijgebouwen (nummers 34-36), respectievelijk gelegen ten zuidoosten en ten noordoosten van het kasteel, werden op het kadaster gelijk met het kasteel ingetekend, dat volgens de mutatieschetsen al werd uitgebreid in 1870, zeer waarschijnlijk gaat het hier om de buitenste traveeën onder plat dak. In 1884 werden de nog bestaande serre en de heden verbouwde oranjerie ingetekend, beide gelegen ten oosten van het kasteel. Tot slot vermelden we nog dat het landhuis oorspronkelijk werd voorafgegaan door een riante Franse tuin, zoals blijkt uit oude foto’s en de resten van een balusterafsluiting met siervazen aan de voorzijde van het kasteel.
Beschrijving
Kasteel
Neoclassicistisch gebouw van 1863, in totaal zeven traveeën, souterrain en twee bouwlagen onder centraal pannen schilddak, de uiterste travee links en rechts onder plat dak als uitbreiding van 1870. Karakteristieke, bepleisterde lijstgevels - momenteel gedeeltelijk afbladderend en begroeid met wingerd - horizontaal geaccentueerd door doorgetrokken arduinen lekdrempels en een omlopende puilijst. De getoogde vensters met bewaard schrijnwerk zijn beluikt op de begane grond en op de bovenverdieping voorzien van persiennes; de bovenvensters worden in de voor- en achtergevel trouwens bekroond door een geprofileerde kroonlijst.
Zowel de voor- als de achtergevel wordt bijkomend gemarkeerd door een centraal risaliet, respectievelijk bekroond door een gebogen en een driehoekig fronton, aan de achterzijde lopen de zijtraveeën eveneens uit op een gebogen fronton. Het inkomrisaliet aan de voorgevel wordt voorafgegaan door een arduinen steektrap en vertoont een deels beglaasde, houten vleugeldeur in een bepleisterde en geprofileerde steekboogomlijsting met als acroterion uitgewerkte bekroning.
Interieur
Interieur met in de as van de ingang een kleine rechthoekige hal met rechts een bordestrap met ijzeren leuning naar de verdieping; genoemde hal geeft uit op een centrale gang in de lengteas van het kasteel. Parallel hiermee aan de achterzijde ligt een enfilade van woonvertrekken met eenvoudig omlopend stuclijstwerk, centrale stucrozetten en enkele marmeren schouwen. Opmerkelijke kamer in de zuidwestelijke hoek, waar de wanden bekleed zijn met sober ingelijste, op doek geschilderde stadsgezichten; een van de schilderijen draagt het jaartal "1895" en het signatuur "A L’Espérance Alice Moerman", waardoor de schilderingen kunnen toegeschreven worden aan Alice Moerman, de toenmalige bewoonster. Kelder met troggewelfjes.
- Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Vilvoorde-Peutie 1863/14, 1870/4, 1884/7.
- LAUWERS J. 1976: Peutie en zijn voormalig begijnhof van Steenvoort, Peutie-Tielt, 93-95.