Watergraanmolen (onderslagtype) op de Abeek. Thans horeca-functie. Deze molen omvatte vroeger drie molens: de oliemolen werd afgebroken in 1914, de schorsmolen in 1923; alleen de graanmolen bleef behouden. De molen wordt voor het eerst vermeld in een schenkingsakte van 856; waarschijnlijk maakte hij deel uit van de goederen, die Willibrordus in 725 of 726 aan de abdij van Echternach schonk.
De molen is een geheel met losstaande bestanddelen: woonhuis en dienstgebouw tegenover elkaar, de molen ten zuidwesten van het erf; op deze wijze is de molen reeds aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77) en in de Atlas van de Buurtwegen (1845). Deze situatie bleef behouden wat betreft de molen en het woonhuis; het dienstgebouw werd in noordoostelijke richting en met aanbouwsels tegen de achtergevel sterk uitgebreid als aanpassing aan de hotelfunctie.
Het woonhuis is een alleenstaand herenhuis uit het midden van de 19de eeuw. Breedhuis van het dubbelhuistype, vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen). Bakstenen gebouw met gecementeerde plint; verhoogde begane grond. Rechthoekige muuropeningen (strek). Zijgevels met aandak en vlechtingen.
Links aansluitend tegen de zijgevel, rest van de langgestrekte hoeve uit de eerste helft van de 18de eeuw. Twee traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (mechanische pannen). Bakstenen gebouw; verhoogde begane grond. Smeedijzeren muuranker met krullen. Getoogde deur, getoogde stalpoort onder gebogen houten latei, waarboven een zolderluik in houten kozijn.
De molen is een bakstenen diephuis (nok loodrecht op de Abeek) uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Eén bouwlaag onder zadeldak (mechanische pannen). De voorgevel en het linkergedeelte zijn van hout; oorspronkelijk was de volledige molen van hout. Metalen molenrad. Betonnen sluiswerk (1925). Het molenwerk bleef volledig bewaard, de molen is maalvaardig.
Het dienstgebouw omvatte de stallen en de dwarsschuur; bakstenen gebouw uit de eerste helft van de 18de eeuw, van één bouwlaag onder zadeldak (mechanische pannen). Gecementeerde plint. Smeedijzeren muurankers met krullen. Centrale, rondboogvormige schuurpoort in een bakstenen omlijsting met natuurstenen sluitsteen en aanzetstenen. Twee korfboogvormige stalpoorten in de uiterste travee, met gelijkaardige afwerking. De overige muuropeningen zijn recent. Zijgevels met aandak, vlechtingen en uitzwenkende geveltop met topstuk.
- Cuppensmolen, (Molenecho's, 2, (9), 1974).
- Bocholter windmolens - Bocholter watermolens, (Bokarelo, 7, 1990, pagina's 18-21).
- De geschiedenis van de watermolen van Reppel, (Bokarelo, 7, 1990, pagina's 25-27).
- DOORSLAER B. VAN, Met de stroom mee of tegen de wind in ? Molens in Limburg, Borgloon, 1996, pagina 30.
- CUPPENS H. - SMET W., Limburgse watermolens. Molens op de Aabeek-Bosbeek em Itterbeek, Sint-Niklaas, 1980.
- KINDEREN E. DE, De watermolen van Reppel, (De Belgische molenaar en Levende molens, 73, 1978, pagina's 195-196).