Voormalige watermolen (olie- en graanmolen) van het onderslagtype op de Abeek. Waarschijnlijk behoorde de molen bij het hogervermelde laathof van Abroek. Voor het eerst vermeld in 1775. In 1845 eigendom van W. Gysen, in 1884 van de familie Steyven. Het was een turbinemolen, waarvan het molenwerk op een houten kraan gedateerd is 1894; het turbinewiel en een gedeelte van het molenwerk bleef behouden. De molen werd volledig herbouwd in 1910 en vervangt een vakwerkgebouw. Na de omlegging van de Abeek in 1961 is de molen buiten gebruik. Bij de molen behoort een tweeledige hoeve, vrijwel volledig verbouwd.
Het molenhuis is een diephuis (nok loodrecht op de Abeek) van drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (Vlaamse pannen); de Abeek liep oorspronkelijk onder het molenhuis door. Bakstenen gebouw, voorzien van smeedijzeren muurankers. Getoogde muuropeningen. Zijgevels met aandak, vlechtingen, topstuk en schouderstukken. Het turbinewiel bevindt zich in een klein aanbouwsel onder mank zadeldak tegen de achtergevel.
CUPPENS H. - SMET W., Limburgse watermolens. Molens op de Aabeek-Bosbeek em Itterbeek, Sint-Niklaas, 1980.
DOORSLAER B. VAN, Met de stroom mee of tegen de wind in ? Molens in Limburg, Borgloon, 1996, pagina31.
GUFFENS T., Pollismolen Opitter-Bree, 1987, pagina 139.
MAES S.F., De geschiedenis van Bree. De gemeente van de oudste tijden tot aan de Franse revolutie, 1952, pagina's 192-193.
Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout. Auteurs: Schlusmans, Frieda Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)