Herenhuis in eclectische stijl, in 1905 opgetrokken door de aannemer Louis Peeters-Gowie, die wellicht ook instond voor het ontwerp. Opdrachtgever Désiré Leclercq, een patissier gevestigd aan de Eiermarkt, had de jaren voordien al geïnvesteerd in twee ensembles voorname burgerhuizen, gelegen om de hoek in de Lange Leemstraat. Voor het eerste vastgoedproject uit 1903, een geheel van drie woningen, had hij beroep gedaan op de architect Jos. Bascourt, voor het tweede uit 1904, een geheel van vier woningen op de architect François Toen.
Een volgende eigenaar sigarenfabrikant Adolphe Claeys, medeoprichter van de tabaksfabriek A. Claeys & Vanden Bussche Cigares in Berchem, liet in 1919 naar ontwerp van de architect Léon Heutz een garage optrekken in het verlengde van de koetspoort, en een serre met volière achteraan in de tuin. Deze twee vrijstaande constructies verdwenen, toen midden jaren 1950 over de volledige oppervlakte van het perceel een hangar werd gebouwd voor een elektrohandel.
Uit het bouwdossier van het herenhuis vallen ontwerper noch aannemer af te leiden, maar een afzonderlijke bouwaanvraag voor aansluiting van de riolering werd ingediend door Louis Peeters-Gowie. Het bouwproject behoort tot de latere realisaties van de aannemer, die in Antwerpen actief was van midden jaren 1870 tot de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de eerste helft van de jaren 1890 bouwde Peeters-Gowie naar eigen ontwerp meerdere burgerhuizen en woningensembles in de wijk Zurenborg.
Met een gevelbreedte van vier traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De statige lijstgevel heeft een parement uit witte natuursteen met bossage op de begane grond, schijnvoegen op de eerste verdieping, en gebruik van blauwe hardsteen voor de bewerkte plint, de puilijst en kordonvormende lekdempels. Nadrukkelijk horizontaal geleed, legt de compositie de klemtoon op het twee traveeën brede middenrisaliet. Dit laatste wordt op de eerst verdieping gemarkeerd door een balkon met opvallende hermconsoles, een doorgetrokken geajoureerde borstwering en een siervaas op het centrale postament; een fries met rolwerkcartouche, spiraalranken en een guirlande bekroont de vensters. Ook de bredere poorttravee is als risaliet uitgewerkt, met een beperkt effect op de symmetrie; oorspronkelijk geflankeerd door pilasters, werd de koetspoort bij een latere verbreding vereenvoudigd. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, op de begane grond in geriemde omlijsting met blinde balustrade, op de bovenverdiepingen geflankeerd door pilasters en bekroond door een driehoekig, een gebroken fronton, of een entablement, en panelen rode marmer of graniet. Een klassiek hoofdgestel met een rijk bewerkte guirlandefries, en een houten kroonlijst op voluutconsoles en metopen, vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies.
De plattegrond is georganiseerd rond de centraal ingeplante traphal, die aansluit op de koetspoort en vestibule, en oorspronkelijk werd geflankeerd door een 'cabinet' en de office. Links hiervan strekte zich over de volledige diepte van de woning de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer, veranda en terras uit. De keuken bevond zich in het souterrain; de oorspronkelijke indeling van de bovenverdiepingen is niet gekend. Fraaie vestibule met een verzorgd stucdecor in de stijl van de voorgevel, met een door zuilen en boogtrommels geflankeerd trappenbordes naar de inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1905#164, 1905#1623 en 1919#8237.