is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Watermolen van Schoot
Deze vaststelling is geldig sinds
Watermolen gelegen op de Abeek. De molen hoorde bij het laathof van Schoot, ook Joostengoed genaamd, een van de goederen afhankelijk van het laathof van Orienten in Bree, dat de goederen van de cisterciënzerinnenabdij van Oriënten (Rummen, Brabant) beheerde.
In 1691 werd in Bree-Nieuwstad een kluis gesticht. De broeders-eremijten, Jacobus Gradts en Wilhelmus Van den Bemden, kochten in 1741 het Joostengoed aan van Peter Stevens alias Joosten en zijn vrouw Margaretha Beckers. Het bestond uit een huis met hof, landerijen, weiden en een watermolen. Het huis werd in 1743 uitgebouwd tot een klooster met kapel, refter, kapittel, gastenkamer, dormitorium met cellen voor een achttal broeders, en een twintigtal kamers voor licht geesteszieken. Bij het huis hoorde een hoeve, het werk werd verricht door broeders en knechten. Na de dood van Jacob Gradts kende de kluis een moeizaam bestaan. Ze werd in 1798 door de Franse overheid verkocht aan J. Libert voor zijn vader L. Libert (Luik). Later werden kluis en watermolen eigendom van de familie Hardy, die het goed in 1927 verkocht. Klooster en kapel bestonden nog in de jaren 1960, maar waren toen reeds bouwvallig; het klooster verdween in de jaren 1970, de kapel in de jaren 1980. De kapel was een éénbeukig bakstenen kerkje van drie traveeën, de muren geritmeerd door vlakke baksteenpilasters; getoogde vensters.
De kluis staat aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77, Couvent ou Hermitage de Mariendael) als een geheel met losstaande bestanddelen, ten westen beschermd door de Abeek, ten zuiden en ten oosten door een U-vormige omgrachting, met ingang aan de zuidzijde, zoals ook nog aangeduid staat in de Atlas van de Buurtwegen (1845); in laatstgenoemde periode was het klooster reeds opgeheven, de gebouwen worden geïdentificeerd als Mariendaal, Moulin; het geheel was eigendom van J. Lambinon, notaris te Luik. Geen enkele van de nog bestaande gebouwen beantwoordt aan deze toestand, behalve de molen.
De molen van Schoot wordt voor het eerst vermeld in 1126. Hij was toen eigendom van het Sint-Bartholomeuskapittel van Luik, en hoorde waarschijnlijk bij de schenking van gravin Ermengardis aan dit kapittel in 1078. De molen werd in 1126 door het kapittel verkocht aan Richerus en zijn vrouw Maria. Het was oorspronkelijk een olie- en volmolen, later een graan- en zaagmolen; de zaagmolen ging in 1860 uit bedrijf. De huidige molen werd gebouwd in 1894, volgens andere bronnen in 1900, toen de toenmalige nog gedeeltelijk in stijl- en regelwerk gebouwde molen door brand werd verwoest. De molen was van het onderslagtype, hij bevindt zich aan de westelijke zijde van de Abeek. Hij is in 1986 gerestaureerd en ingericht als woning, het molenwerk is volledig verdwenen; het molenrad bevond zich tegen de oostelijke zijgevel; hier nog resten van het betonnen sluiswerk. Diephuis van twee traveeën en twee bouwlagen onder wolfsdak (mechanische pannen). Beraapt bakstenen gebouw. Muizentandfries onder de dakrand. Rechthoekige muuropeningen.
Klein bijgebouw van twee traveeën en één bouwlaag onder schilddak (mechanische pannen) uit dezelfde periode.
De plaats en vorm van de voormalige omgrachting bleef behouden in de kadastrale perceelsafbakening.
Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Schootstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watermolen van Schoot [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70792 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.