is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Refugiehuis van de abdij van Postel
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Refugiehuis van Postel, dekenij, kapelanie en dorpswoning
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd monument Refugiehuis van Postel, dekenij, kapelanie en dorpswoning
Deze bescherming was geldig van tot
Oorspronkelijk bevond zich hier het huis ‘Den Soeten Naem Jhesus’ eigendom van notaris Dirick Creyarts, burgemeester en schepen van Bree. Zijn kleinkinderen verkochten in 1625 het huis met hof, schuur, stallingen en boomgaard aan abt Rumoldus Colibrant, de eerste onafhankelijke abt van de norbertijnenabdij van Postel, om in te richten als refugiehuis. De Witheren van Postel kochten dit goed, in het zuidelijke deel van het stadscentrum grenzend aan de aarden stadswal en gracht, als toevluchtsoord na herhaaldelijke aanvallen en plunderingen van hun abdij in de Kempen.
In 1629, 1632 en 1633, onder prelaat Jan du Chesne, worden bijkomende stukken grond aangekocht, waardoor uiteindelijk het nog bestaande domein ontstond. Tussen 1631 en 1639 werd het refugiehuis gebouwd. Het bevond zich tussen de Klooster- en de Itterpoort en omvatte een kapel, abtskamer, refter, keuken, kelder, circa 25 cellen op de begane grond en de verdieping, een portiersloge, een paar ontvangstkamers, een brouwerij en een kleine hoeve, met onder meer een paardenstal. Ten noorden en oosten lagen een grote tuin met boomgaard, die tot aan de stadsvesten reikte (en in gereduceerde vorm nog bestaat). In de eerste helft van de 17de eeuw was het refugiehuis tot een kleine abdij uitgebouwd, waardoor het ook gekend was als “de abdije”. Op een bepaald moment werd overwogen, gezien de bewogen tijden, de abdij van Postel volledig naar Bree over te brengen. Dit gebeurde niet, maar het refugiehuis in Bree was het belangrijkste van de abdij. Door de epidemieën van besmettelijke ziekten die in 1635 en 1636 in Bree heersten werd er aan gedacht het refugiehuis op te geven, doch hiervan werd afgezien. Na het Verdrag van Munster (1648) kwam de abdij van Postel in financiële moeilijkheden, omdat de Staten-Generaal al hun bezittingen in de meierij van 's Hertogenbosch hadden aangeslagen; daarom verhuurden zij in 1656 hun refugiehuis. Het werd vervolgens gedeeltelijk verwoest door de brand van 1697, die ook het zuidoostelijke stadsdeel tussen de Opitterstraat en de Hoogstraat in puin legde. Vanaf dan probeerde de abdij de gebouwen te verkopen. Dit gebeurde echter pas in 1706, aan oud-burgemeester notaris Boels. In 1768 kocht pastoor Smeets het gebouw en richtte het in als pastorie en kapelanij; het gebouw bleef tot 1869 in gebruik als pastorie.
Ten laatste in 1840 werd de kapelanie ondergebracht in een afzonderlijk gebouw gelegen in de rechte hoek van de Vaesstraat, dat op de einde van de 19de eeuw door de huidige kapelanie vervangen werd en nog steeds grenst aan de vroegere tuin van het refugiehuis. Een nieuwe pastorie-dekenij in neo-Vlaamserenaissancestijl naar ontwerp van de Hasseltse architect Herman Jaminé, werd in 1869 tijdens het mandaat van deken Beliën in de vroegere tuin van het refugiehuis gebouwd.
Het bouwvallig geworden refugiehuis werd door pastoor Smeets gerestaureerd in 1788, waarschijnlijk met een wijziging van de ordonnantie. Van 1861 tot 1875 werd het gebruikt door de zusters van Liefde van Tilburg, die er een bewaarschool openden, en van 1876 tot 1889 door de ursulinen van Maaseik, die er een nieuw klooster stichtten en een meisjesschool - aan de overzijde van de vroegere stadsgracht - begonnen. De ursulinen lieten de gebouwen in 1890 over aan de Dochters van het Heilig Kruis, voor hun ouderlingengesticht dat zij in de Kloosterstraat waren begonnen. Het oude refugiehuis deed voor de zusters dienst. Voor 1903 verscheen ten oosten van het refugiehuis een haaks volume bestemd als kloosterboerderij en stalling. Tussen deze boerderij en het refugiehuis werd langsheen de Grauwe Torenwal in 1907 nog een vleugel van zeven traveeën voor de meisjesschool opgetrokken.
In 1982 werden het refugiehuis met de jongere kloostergebouwen aan de stad verkocht, die er een jeugdmuziekschool in onderbracht. In 1998 werd een deel van de 20ste-eeuwse kloostergebouwen afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Enkel het oudste 17de-eeuwse gebouw van het oorspronkelijke refugiehuis bleef behouden. In 2016 stelde de stad het pand te koop. Sindsdien is het in privébezit.
Van de gebouwen rest het huidige langgestrekte gebouw, dat korter is dan het oorspronkelijke, afgebeeld op de Ferrariskaart (1771-77). De kern kan dateren van 1638, in ieder geval uit de 17de eeuw, te oordelen naar de resten van de oorspronkelijke omlijstingen van de voormalige kruiskozijnen. Van de heropbouw van 1788 dateert in ieder geval de deur; mogelijk dateren ook de getoogde bovenvensters uit deze periode. Het verwijderen van de kruisen uit de kruiskozijnen is een typisch procedure uit eind 18de-begin 19de eeuw, om een gebouw een laatclassicistische ordonnantie te geven; mogelijk was dit hier ook het geval.
Het bewaarde refugiehuis is een witgeschilderd, bakstenen gebouw van thans elf traveeën en twee bouwlagen onder gebogen zadeldak (mechanische pannen), met een gecementeerde plint. Grote, rechte smeedijzeren muurankers met een krul in het midden bleven bewaard in de tuingevel. In de linkertravee een gevelsteen met het wapen van Cornelius van Boesdonk, de derde prelaat van de abdij van Postel, met zijn initialen (CVB) en het jaartal 1638. Boven de deur een gevelsteen met het chronogram: IHS/ LAUS/ OMNIPOTENTI/ EX CADUCA/ SURREXI (1788), verwijzend naar de restauratie door pastoor Smeets. Rechthoekige en getoogde vensters in een gecementeerde omlijsting. De rechthoekige benedenvensters zijn voorzien van ontlastingsbogen van twee rollagen en één platte laag, verwijzend naar de oorspronkelijk kruiskozijnen; sommige vensters behielden hun kalkstenen omlijsting met sponningbeloop in het benedengedeelte, en negblokken in onregelmatig verband. Getoogde deur in een rechthoekige, gecementeerde, waarschijnlijk kalkstenen omlijsting, met gebogen tussendorpel; waaiervormig bovenlicht met houten roedeverdeling; oorspronkelijk houtwerk. Rechterzijgevel met aandak en vlechtingen.
De grote, open groene ruimte ten noorden en oosten van het bewaarde langgestrekte gebouw behoorde aan het oorspronkelijke refugiehuis en bood plaats voor de dienstgebouwen en hovingen. Het ommuurde domein bestreek aanvankelijk de hele oppervlakte tussen de actuele Grauwe Torenwal en Vaesstraat.
De Ferrariskaart van 1771-1778 geeft de zone weer als een spievormige open groene ruimte. De tuin was wellicht ingevuld met moestuinpercelen (kleine blokjes bovenaan), een bomenrij en een weide /grasveld met boomgaard. Volgens historische kaarten bleef deze open ruimte ook in de eerste helft van de 19de eeuw onbebouwd. Omstreeks 1870 werd de stadswal geslecht waardoor het vroeger door de gracht en wal begrensde zuidelijke deel van de omringende tuin aan de nieuw aangelegde ringstraat grensde. Geleidelijk aan verscheen er bebouwing aan deze vroegere wal en verkleinde ook het tuinareaal van het refugiehuis aldaar.
Na de bouw van de pastorie-dekenij in 1869 werd het zuidelijke, centrale en meest oostelijke deel van de grote open ruimte door de dekenij onder meer als nuts- en moestuin gebruikt. Het noordwestelijke deel van de open ruimte bleef bij de verschillende kloosters die achtereenvolgens in het vroegere refugiehuis ingericht werden.
Tot 1869 werd de open ruimte kadastraal omschreven als ‘bouwland’. Daarna veranderde het kadastraal in ‘tuin’. Omstreeks 1900 werd het nog meer gespecifieerd als ‘lusttuin der pastory’.
Het noordelijke deel met resten van de oudere ommuring met mijtervormige nissen en een pijlerkapel in mergelsteen, werd ingericht als breviertuin. De nissen en pijlerkapel afgedekt met een zadeldakje en voorzien van een vierpasmotief en rondboognis waarbinnen maaswerk, zijn mogelijk resten van een oude kruisweg.
De laatste decennia verdwenen de hoogstamboomgaard en een oude beuk in de open groene ruimte.
In 1996 werd het binnengebied verworven door de stad Bree en kreeg de tuin, gekend als de ‘Hof van de Deken’ een semipubliek karakter. In 2024 werd de tuin heringericht en geherwaardeerd als een oase van rust en groen.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal opheffingsdossier 4.001/72004/102.1, Refugiehuis van de abdij van Postel, dekenij, kapelanie en woning: tuin (deel) in Bree (S.N. 2024).
Auteurs: Schlusmans, Frieda; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Bree
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Refugiehuis van de abdij van Postel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70870 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.