is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Pensionnat du Sacré-Coeur
Deze vaststelling is geldig sinds
Meisjeskostschool en klooster met kapel van de Dames du Sacré-Coeur, in twee fasen opgetrokken tussen 1905 en 1914, naar een ontwerp door de architect Jules Bilmeyer.
Het Pensionnat du Sacré-Coeur werd opgericht door de uit Frankrijk afkomstige Dames du Sacré-Coeur, of de Société du Sacré-Coeur de Jesus. Deze congregatie van vrouwelijke religieuzen, in 1800 opgericht door de later heilig verklaarde Madeleine-Sophie Barat (1779-1865), wijdde zich vanuit de spiritualiteit van de heilige Ignatius van Loyola, aan de Franstalige opvoeding van meisjes uit de betere klassen. Vanuit het moederhuis in Parijs, werd in 1836 een eerste Belgische vestiging gesticht in de villa Bonaventure te Jette. Als gevolg van de wetten Combes, die in Frankrijk religieuze congregaties het recht ontnam tot het organiseren van onderwijs, richtten de Dames du Sacré Coeur in 1904 een tweede Belgische vestiging op in het Castel de Lindthout te Sint-Lambrechts-Woluwe. Hetzelfde jaar openden de congregatie een school in een herenhuis in de Lamorinièrestraat in Antwerpen, de kern van het huidige gebouwencomplex. Het bisdom Mechelen had hier toestemming voor verleend in december 1902, de eerste zusters waren gearriveerd in 1903.
De kern van het complex vormt een herenhuis in neoclassicistische stijl, gebouwd in opdracht van de heer De Wever, naar een ontwerp door de architect Emile Wauters uit 1876 (8ste tot 11de travee van het gevelfront). Aangekocht door de zusterorde in 1903, werd het gebouw in een eerste fase aan drie zijden ingekapseld door een nieuwbouwcomplex, naar ontwerp van Jules Bilmeyer uit december 1904, opgetrokken in 1905-1909 (gevelsteen tuingevel). Aan de zuidzijde verrees de kostschoolvleugel (1ste tot 7de travee van het gevelfront) en aan de noordzijde de kloostervleugel (12de tot 19de travee van het gevelfront), onderling verbonden door een galerij tegen de westflank van het vroegere hotel. In een tweede fase, naar ontwerp van Bilmeyer uit januari 1913, kwam in de loop van 1913-1914 de initieel geplande kapel tot stand palend aan de kloostervleugel. Deze laatste kreeg bovendien een uitbreiding, na afbraak van twee bestaande burgerhuizen (20ste tot 23ste travee van het gevelfront). Beide fasen werden gerealiseerd onder Eerwaarde Moeder Overste B. Nieuwland. Op een aanpalend perceel met toegang via de Isabellalei kwam in 1923 een vrijstaand schoolgebouw van drie bouwlagen met zes klassen tot stand, naar ontwerp van de Luikse architect Emile Sélerin. Dit werd in 1939 uitgebreid met een vleugel van nog eens acht klassen en een feestzaal, naar ontwerp van Eduard Bilmeyer en Henry Claes. Vandaag huisvest de vroegere kostschool met klooster de Vrije Basisschool en de Vrije Israëlitische School voor Secundair Onderwijs Yavne. In het schoolgebouw uit het interbellum is de kleuter- en lagere school van het Heilig Hart Instituut ondergebracht.
Het Pensionnat du Sacré-Coeur behoort tot het latere oeuvre van Jules Bilmeyer, die actief was van 1877 tot zijn overlijden in 1920. Hij startte zijn loopbaan in associatie met Joseph Van Riel, een succesvol partnerschap dat meer dan twee decennia stand hield tot het overlijden van Van Riel in 1898. Tot hun gemeenschappelijk oeuvre behoren de Heilig-Hartbasiliek uit 1875-1878 te Berchem, de jezuïetenkerk Onze-Lieve-Vrouw van Gratie uit 1877-1881 aan de Frankrijklei, en enkele beeldbepalende woningcomplexen in de wijk Zurenborg zoals “Carolus Magnus” uit 1897 aan de Cogels-Osylei. Tijdens zijn latere carrière, die Bilmeyer vanaf 1898 in eigen naam voortzette, ontstonden onder meer de Sint-Antonius van Paduakerk uit 1906-1910 op de Paardenmarkt, het franciscanessenklooster in de Lange Kongostraat, en de parochiekerken van Wuustwezel, Essen en Morkhoven (Herentals). De neogotische stijl van de kapel van het Pensionnat du Sacré-Coeur, kwam voort uit de vrije archeologische interpretatie van de gotiek, die Bilmeyer in deze periode voor zijn religieuze architectuur ontwikkelde. Waar de kostschoolvleugel in neotraditionele stijl werd ontworpen, kopieerde de architect voor het gevelfront van de hoofdvleugel nauwgezet de ordonnantie van het bestaande herenhuis, een representatief voorbeeld van een klassiek hotel uit de jaren 1870. Uit het veeleer beperkte aantal privéwoningen uit de nadagen van Bilmeyer’s carrière, blijkt echter evenzeer een voorkeur voor het conventionele neoclassicisme, getuige zijn architectenwoning uit 1909 aan de Kardinaal Mercierlei te Berchem.
De kostschool en klooster met kapel vormen een U-vormig gebouwencomplex, met een langgerekt gevelfront aan de Lamorinièrestraat, en vleugels palend aan de beboomde binnentuin. Deze vormt de kern van het bouwblok begrensd door Lamorinièrestraat, Lange Leemstraat, Isabellalei en Belgiëlei. Waar het vroegere hotel De Wever naadloos is geïncorporeerd in de straatgevel, zijn de contouren van dit herenhuis en de latere uitbreidingen aan de tuinzijde duidelijk herkenbaar in de opstand en bedaking van oostelijke hoofdvleugel. De noordvleugel wordt grotendeels ingenomen door de monumentale kapel, de zuidvleugel door de klassenvleugel van de kostschool.
De hoofdvleugel met een gevelfront van in totaal drieëntwintig traveeën in de Lamorinièrestraat, omvat een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De ordonnantie herhaalt de opstand van het oorspronkelijk vier traveeën brede herenhuis. Dit laatste werd gemarkeerd door een geblokt zijrisaliet met koetspoort, een balkon en entablementen op consoles, dat als hoofdtoegang van het nieuwe complex werd behouden, en quasi de middenas van het langgerekte gevelfront vormt. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel, met schijnvoegen op de begane grond, rust op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door de puilijst en kordonvormende lekdrempels, is de opstand verder opgebouwd uit regelmatige registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, op de bovenverdiepingen in geriemde omlijsting met onderdorpel. Boven het kloosterportaal in de laatste travee is een rolwerkcartouche aangebracht met het embleem van de zusterorde: twee verstrengelde vurige Harten met doornenkroon en zwaard onder een monstrans. Een klassiek hoofdgestel met een houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de vensters is bewaard, de inkomdeuren werden vernieuwd. Sobere achtergevels in bak- en natuursteen.
De langgerekte klassenvleugel van zeventien bij vier traveeën, omvat vier bouwlagen onder een zadeldak. Neotraditioneel van karakter, is constructie opgetrokken uit bak- en natuursteen, onder een leien bedaking. De repetitieve ordonnantie wordt bepaald door regelmatige registers van getoogde vensters. De puntgevel op de kop met flankerend trappenhuis, heeft een beeldnis in de door fialen gelede en bekroonde top.
Volgens de oorspronkelijke bouwplannen bleef de indeling van het hotel bewaard, georganiseerd rond de centrale inkom- en traphal aansluitend op de vestibule, met op de begane grond een L-vormige suite van spreekkamer, salon en eetkamer. De kostschool omvatte de refter voor een honderdtal leerlingen aan de straat, waarop een carré met binnenhof aansloot met de traphal, de vestiaire en de pianoklassen. Het gelijkvloers van de aanpalende klassenvleugel bestond uit de recreatiezalen en de turnzaal, met vermoedelijk klaslokalen op de eerste twee, en chambrettes op de derde verdieping. Het klooster met binnenhof huisvestte onder meer de refter, kapittelzaal, bibliotheek en cellen van de kloosterzusters, en de infirmerie.
De neogotische kloosterkapel heeft een eenbeukige plattegrond in de vorm van een Latijns kruis, met een voorhal van één travee, een schip van vijf traveeën, een transept, en een koor van één travee met driezijdige sluiting, waarop de sacristieën van respectievelijk zusters en priesters aansluiten. Aan de noordzijde wordt het schip geflankeerd door een galerij voor het publiek, dat de misvieringen kon bijwonen vanuit de transeptarmen met zijaltaar en tribune op de verdieping. Het doksaal boven de voorhal was bestemd als loges voor Eerwaarde Moeder Overste en zieken uit de infirmerie. Het souterrain van het schip herbergde volgens de bouwplannen behalve kelders, de grote en kleine spreekkamer van de zusters, en de refter van de knechten.
De constructie waarvan de gevelopstanden worden geleed door steunberen, is opgetrokken uit bak- en natuursteen, onder leien zadeldaken. De kruising wordt gemarkeerd door een dakruiter met spits, een klokkentoren bekroont de aansluitende kloostervleugel. Lichtbeuk met per travee twee spitsboogvensters met driepasramen, groot radvenster in de zuidelijke transeptarm, en koorvensters met tweelicht en zespas. Het bepleisterde en beschilderde interieur heeft een spitsbooggewelf op driekwartzuiltjes, onderling verbonden door een kordonlijst. De transeptarmen worden afgescheiden door spitsboogarcaden op rondzuilen en balustraden, en de koorwanden zijn versierd met blind maaswerk.
Het oorspronkelijke neogotische meubilair (hoofdaltaar, koorafsluiting, preekstoel, en koorbanken) was afkomstig uit het opgeheven klooster te Amiens. Bewaarde suite glas-in-loodramen van een niet geïdentificeerd atelier uit 1913 en 1918, met voorstellingen van onder meer de heiligen Ignatius en Madeleine-Sophie Barat, Michaël, Jozef en Anna, Christus en de Heilige Vrouwen, de Emmaüsgangers, het Lam Gods en Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Lamorinièrestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Pensionnat du Sacré-Coeur [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7091 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.