Herenhuis in eclectische stijl gebouwd in opdracht van het diamantairsechtpaar Bamdas-Tolkowsky, naar een ontwerp door de architect Joseph de Langhe uit 1910. Henri Verbuecken voerde de interieurdecoratie uit van het hotel, dat in 1913 werd voltooid.
Aron Urie Bamdas (Villeika, 1872-1937) emigreerde eind 1890 als student vanuit Minsk naar Antwerpen. Met zijn later overgekomen broers zette hij een diamanthandel op, die in 1900 in de Pelikaanstraat gevestigd was. In 1899 huwde hij met Necha Leja (Lina) Tolkowsky (Bialystok, 1877-circa 1960), en kreeg twee zonen en een dochter, geboren in Antwerpen tussen 1900 en 1907. Zijn echtgenote was de dochter van de eveneens Russische diamantair Abraham Tolkowsky, die zich al in 1887 vanuit Bialystok met zijn gezin in Antwerpen gevestigd had. Beiden behoorden tot de sefardisch-joodse elite in Antwerpen, verbonden aan de Portugese synagoge in de Hoveniersstraat. Bamdas, die als voornaam het westers klinkende Arnold had aangenomen, was behalve succesvol ondernemer, bestuurder van de Beurs voor Diamant en lid van de Diamantclub, medeoprichter en eerste voorzitter van de liefdadige organisatie Centraal Beheer voor Joodse Weldadigheid, beter bekend als de "Centrale".
In april 1910 diende hij een eerste bouwaanvraag in voor een herenhuis op het huidige perceel. Het ontwerp in eclectische stijl, naar programma nauw verwant met het later gebouwde hotel, was van de hand van de architect Jacques De Weerdt. Bamdas maakte echter geen gebruik van de bouwvergunning, en engageerde later dat jaar Joseph de Lange, die op dat moment belast was met het ontwerp van de Portugese synagoge. Eind december 1910 voltooide de architect de plannen van het hotel Bamdas-Tolkowsky, waarmee begin februari 1911 een nieuwe bouwvergunning werd aangevraagd en verkregen. Het herenhuis, waarvoor ‘peintre-decorateur’ Verbuecken de somptueuze interieurdecoratie ontwierp in een mengeling van eigentijdse art nouveau en exotisch-historische stijlen, was in 1913 voltooid. In 1912 had de Lange nog het ontwerp geleverd voor de nog bewaarde garage in cottagestijl in de tuin.
Het echtpaar Bamdas-Tolkowsky, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog via Nederland zijn toevlucht had gezocht in Londen, en in 1921 de Belgische nationaliteit had verkregen, bewoonde het hotel tot omstreeks 1925. Vervolgens werd de riante woning verhuurd aan consul-generaal van de Verenigde Staten G. Messerschmith, en na een periode van leegstand uiteindelijk in 1933 verkocht. Een project uit 1937, om het hotel te slopen voor de bouw van een appartementsgebouw naar ontwerp van de architect David Moëd vond geen doorgang. Weduwe sinds datzelfde jaar, ontvluchtte Lina Bamdas-Tolkowsky in 1942 met haar zonen de Jodenvervolging in het door Duitsland bezette België, en vestigde zich definitief in de Verenigde Staten. Tot 1953 deed het hotel dienst als kantoorruimte voor de socialistische vakbond. Sindsdien, tot voor enkele jaren, werd het gebouw door de familie Mariën-De Laet uitgebaat als traiteurszaak, en in die functie onderging het in 1964 spijtige verbouwingen onder leiding van de architect M. Denckens.
De familie Bamdas-Tolkowsky, in wiens opdracht het hotel ontworpen werd, wilde zich door dit gebouw in de eerste plaats met de Antwerpse burgerij associëren. De vestiging in de Lamorinièrestraat, waar op dat ogenblik verschillende vooraanstaande liberale Joodse families woonden, is in dit opzicht sprekend. Architect Joseph de Lange bouwde tijdens de eerste helft van de 20ste een loopbaan uit in Antwerpen, voornamelijk in dienst van de Joodse burgerij en de religieuze gemeenten. Begonnen in 1903, ontwierp hij vóór de Eerste Wereldoorlog zowel in eclectische als in art-nouveaustijl. Het hotel Bamdas-Tolkowski behoort met de synagogen van Oostende en de Portugese ritus, tot de belangrijkste realisaties uit zijn vroege loopbaan. Tijdens het interbellum evolueerde zijn architectuur naar een gematigde art-decostijl. Zijn bekendste werk uit deze periode is het bekroonde, maar niet uitgevoerde wedstrijdontwerp uit 1923, voor de latere synagoge Romi Goldmuntz in de Oostenstraat. De Lange vluchtte na de Duitse inval in 1940 met zijn gezin naar de Verenigde Staten, keerde na de oorlog terug naar Antwerpen, en overleed in 1948 zonder zijn loopbaan te hebben kunnen hervatten.
Henri Verbuecken, die de interieurdecoratie verzorgde, leidde een toonaangevend decoratieatelier in Antwerpen. Zijn werk wordt gekarakteriseerd door een drang naar exotisme. Dit komt vooral tot uiting in zijn opdrachten die hij voor de Antwerpse dierentuin uitvoerde. Het is via dit milieu dat de familie Bamdas-Tolkowsky in contact kwam met Verbuecken en hem de opdracht gaf hun woning te decoreren volgens zijn stijlopvattingen en met een aantal referenties naar de leefwereld en afkomst van de familie. Het interieur Bamdas-Tolkowski is de laatste grote realisatie van de decorateur, die zich al een tiental jaar officieel had teruggetrokken uit het bedrijf, sinds 1900 voortgezet onder de naam De Wit-Verbuecken door zijn adoptief nichtje en haar man. In de uitvoering betrok hij zijn vriend Arthur Pierre, die naast enkele schouwen onder meer de trappaal van figuratief beeldhouwwerk voorzag.
Imposant van karakter, met een gevelbreedte van vijf traveeën en een aanzienlijke bouwdiepte, omvat de rijwoning een souterrain en twee bouwlagen onder een pseudo-mansarde. De eclectische lijstgevel kenmerkt zich door een veeleer hybride decor, vooral ontleend aan de Franse renaissance. Het parement is uitgevoerd in witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en leien als dakbedekking. Nadrukkelijk horizontaal geleed door de gekorniste puilijst en kordonvormende lekdrempels, en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het quasi gevelbrede risaliet, waarvan de traveeën per twee worden gebundeld door pilasters, onderling verbonden door brede korfbogen. Van de gekoppelde korfboogvensters met waterlijsten op de begane grond, zijn de dagkanten uitgewerkt als driekwartszuiltjes. De rechthoekige deur is gevat in een geriemde omlijsting met geornamenteerde sleutel, onder een groot vierkant bovenlicht in een zelfde omlijsting. Een driezijdige erker met afdak en een korfboogdrielicht met driezijdig balkon markeren de eerste verdieping. De kroonlijst, rustend op een rondboogarcade, wordt bekroond door een geajoureerde attiek, die de twee monumentale dakvensters met pilasters, gebogen fronton, waaier en topstuk verbindt.
De plattegrond is georganiseerd rond de monumentale traphal met bovenlicht, die een centrale inplanting kreeg in het hotel, ontdubbeld door de diensttrap, en bereikbaar via de vestibule met trappenbordes. Volgens de bouwplannen bevindt zich in de as van de traphal het kleine salon (huidige Russisch salon). De oostflank wordt over de volledige diepte ingenomen door de enfilade van ontvangstvertrekken, gevormd door het groot salon (huidig Florentijns salon), de eetkamer (huidige Venetiaanse eetkamer) en de biljartzaal (huidige ‘Moorse rookkamer’). Achter de traphal groepeerde de plattegrond aan de tuinzijde de office, de woonkamer in chinoiseriestijl, en de wintertuin, die vandaag volledig zijn verbouwd. Oorspronkelijk deelde de keuken het souterrain met een naaikamer, voorraadkelders en de doorgang naar de garage. Op de eerste verdieping wordt de straatzijde ingenomen door een ruime suite gevormd door de ouderslaapkamer (huidige Griekse slaapkamer), het boudoir (huidig Romeins boudoir), de dressing en badkamer, de gastenkamer met ‘cabinet de toilette’, en de tuinzijde door de grote en de kleine kinderkamer met gemeenschappelijke badkamer en studeerkamer. De tweede verdieping, slechts bereikbaar via de diensttrap, omvat twee overige gastenkamers, twee meidenkamers met badkamer, en twee zolders. De bouwplannen, en dan met name de doorsneden geven een idee van het interieur dat Jos de Lange voor ogen stond, met een traphal in klassieke neo-Lodewijk XVI-stijl, gekenmerkt door een wandbekleding uit simili-natuursteen en marmeren vloeren.
Interieur
Het interieur ontworpen door Henri Verbuecken kenmerkt zich door een grote variatie aan stijlen en materialen, in een somptueuze, kleurrijke vormgeving. De hal wordt gedomineerd door een grote marmeren trap en door een metalen schouwelement. Op de overloop is een glasraam verwerkt, de muren zijn voorzien van muurschilderingen. Oorspronkelijk werd deze hal verlicht door een zenitaal bovenlicht; dit is heden dichtgemaakt. In de hal vinden we onmiddellijk de mengeling van stijlen zoals die door Verbuecken werd toegepast. Op het eerste gezicht is er een sterke art-nouveau-inslag maar deze wordt doorkruist door een aantal oriëntaliserende invloeden.
Deze mengeling is typisch voor Verbuecken en sluit ook aan bij de opvattingen van de toenmalige bourgeoisie rond interieurafwerking. Hier was deze mengeling van stijlen en vooral de opeenvolging van verschillende stijlen van belang. Het is deze opeenvolging die we in de rest van het gebouw exponentieel zullen aantreffen. Verbuecken wijkt hier af van de klassieke suite (Franse stijl - neo-Vlaams - art nouveau/oriëntaals) en voegt er een groot aantal elementen aan toe.
Vanuit de hal heeft men toegang tot een zogenaamd Russisch salon. Dit ligt aan de straatzijde, in de middentravee. De stijlkeuze refereert rechtstreeks naar de herkomst van de families. Het schrijnwerk en het vaste meubilair van deze ruimte zijn in deze stijl ontworpen, maar alle aandacht gaat naar de houten schouwboezem met groenmarmeren mantel. In de schouwboezem is een glas-in-loodraam verwerkt waarin duidelijk Keltisch aandoende motieven gebruikt werden.
De suite van ontvangstvertrekken in rechter travee van het huis wordt gekarakteriseerd door een opeenvolging van verschillende stijlen. Aan de straatzijde bevindt zich een zogenaamd Florentijns salon. Dit is een mengeling van Franse en Italiaanse renaissance invloeden waarin vooral de decoratieve schouw de aandacht trekt. Oorspronkelijk scheidden beglaasde deuren dit salon van de aangrenzende eetkamer. Deze zijn echter nu verdwenen.
De eetkamer is uitgewerkt in zogenaamde Venetiaanse stijl of wat men in de romantische opvatting van die periode dacht Venetiaanse stijl te zijn. Op de schouw zijn het stadswapen, zeevruchten, typische leeuwen, spitsboogjes en maliënkolders aangebracht. De wanden zijn beschilderd met imitatiefresco’s. Het vast meubilair wordt gekenmerkt door panelen met houten inlegwerk in een marmeren omkadering. Zoals in het Florentijnse salon valt ook hier een sterke vermenging op van elementen uit verschillende stijlen en periodes.
Aan de eetkamer grenst de ‘Moorse rookkamer’. De stijlkeuze staat ongetwijfeld los van de Joodse achtergrond van de opdrachtgever. Ze moet eerder gezien worden tegen de achtergrond van de opvattingen rond roken in het begin van de 20ste eeuw. Bij elke rijkere burgerwoning hoorde een rookkamer. De associatie met de Moorse stijl is te zoeken in de idee van genot. Typerend voor deze ruimte zijn de lambrisering in tegels en het complexe patroon van de houten zoldering, die duidelijk geïnspireerd zijn door de Moorse stijl van Zuid-Spanje.
Van de interieurelementen op de verdieping resten nog enkel het 'Romeins boudoir' en de aanpalende 'Griekse slaapkamer'. In het boudoir wordt een antiek Romeinse sfeer gesuggereerd door gebruik van allerlei decoratieve elementen. Van de aanpalende 'Griekse slaapkamer' werden het meubilair en de meeste decoratieve elementen verwijderd. Hier resten nog enkel de schouwboezem met zijn Ionische pilasters en zijn naar Apollo verwijzende afbeeldingen van lieren. Verder vallen hier nog de deuromlijstingen te noteren waarvan vooral de doorgang naar de achterliggende feestzaal nog opvalt door zijn fries met eier- en tandlijst. Deze omlijsting is echter ontdaan van de oorspronkelijke bekronende palmetten en van zijn binnenste omkadering met meandermotieven.
De suite van kleedkamer-badkamer-slaapkamer die zich boven de salons op het gelijkvloers bevond is uitgebroken. Het is niet onmiddellijk te achterhalen wanneer dit gebeurde. Immers nadat de familie het gebouw verlaten had werd het ingericht als kantoor. Vanaf 1953 kreeg het de functie van feestzalen. Ook voor de feestzaal werden enkele ingrepen gedaan: zo werd de wintertuin afgebroken en vervangen door een ruimte met dansvloer en bar.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. & Braeken J. 2016: Hotel Bamdas-Tolkowsky [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188435 (geraadpleegd op ).
Zogenoemd "Salons De Laet". Herenhuis van drie brede traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldak met opengewerkte attiek en dakvensters in entablement onder gebogen fronton, eclectische stijl van 1913, naar ontwerp van J. De Langhe. Natuurstenen lijstgevel op hoge arduinen sokkel met keldervensters en garagepoort. Doorlopende lekdrempels, gekorniste puilijst met driezijdige erker en dito balkon, afsluitende rondboogfries. Verticaal accent door pilasters, op bovenverdiepingen geornamenteerd en onderling verbonden door brede korfbogen. Gekoppelde korfboogvensters met dagkanten uitgewerkt als driekwartzuiltjes, deels omlopende waterlijsten. Rechthoekige deur in geriemde omlijsting met geornamenteerde sleutel, groot vierkant bovenlicht in een zelfde omlijsting.
Interieurinrichting toegeschreven aan decoratieschilder H. Verbuecken. Marmeren hal en trapzaal in art nouveau; salons met rijkelijk versierde plafonds, lambriseringen, schouwen en parketvloeren. Aangepaste eclectische wandmeubelen van diverse exotische houtsoorten en faïencewerk, voornamelijk met art-nouveau- en neo-Moorse elementen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Hotel Bamdas-Tolkowsky [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7098 (geraadpleegd op ).