Het gebouw is het oude Paenhuys van Oud-Dilsen, reeds vermeld in het begin van de 17de eeuw. Het woonhuis uit de 18de eeuw vormt de oudste kern. De nog gedeeltelijk behouden bedrijfsgebouwen en ronde schoorsteen van de stoombierbrouwerij dateren uit het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw.
De voormalige stoombierbrouwerij Sint-Jozef wordt reeds omstreeks 1600 vermeld als het ‘Paenhuys’ van Dilsen. Deze werd in 1605 uitgebaat door een zekere “Lens op die moelen” en later door schepen Gielis Hoelmans. De vroege 17de-eeuwse vermelding verklaart waarom de brouwerij vandaag in Oud-Dilsen, de oude dorpskern van Dilsen, tegenover de oude toren van de voormalige Sint-Martinuskerk is gelegen. Deze kern boette pas in de loop van de 17de eeuw aan belang in door het dichtslibben van de oude Maasarm ingevolge een grote overstroming. Dit leidde in de 18de eeuw omwille van de verschuiving van de Maasbedding tot de ontwikkeling van een nieuwe, meer westelijk gelegen dorpskern. Zelfs de parochiekerk werd verplaatst naar het nieuwe zwaartepunt.
Gedurende de 18de eeuw was de brouwerij vermoedelijk eigendom van de familie Kootjans, waarvan Martinus Kootjans in Oud-Dilsen als brouwer en landbouwer gekend was. Waarschijnlijk houden de muurankers ‘MK’ op de voorgevel een verwijzing in naar deze familie. Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van graaf de Ferraris (1770-1778) wordt de brouwerij in de tweede helft van de 18de eeuw aangeduid als een complex van diverse gebouwen. In het midden van de 19de eeuw vormde de brouwerij, zoals weergegeven in de Atlas van de Buurtwegen (1846), een ruim, gesloten geheel. In 1896 traden Anna Timmermans en Joseph Stockmans op als eigenaars van de brouwerij. Bij het overlijden in 1909 van Anna Timmermans werden hun drie dochters mede-eigenaar van de brouwerij. In 1912 nam één van de dochters, Stéphanie Stockmans, samen met haar echtgenoot Arthur Borgerhoff de brouwerij over. Onder hun leiding werd de ambachtelijke brouwerij gemoderniseerd naar een stoombierbrouwerij, gemarkeerd door de nog aanwezige schoorsteen. Het brouwerijgebouw onderging daarbij belangrijke aanpassingen. De toegang tot de brouwerijkoer werd vernieuwd en met smeedijzeren hekwerk afgesloten. Het in de kern 18de-eeuwse brouwershuis werd aan de rechterzijde uitgebreid en met een verdieping verhoogd. Aan de linkerzijde werd een deel afgebroken om het brouwerijgebouw van een nieuw ingang met dubbele trap te voorzien.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werd de brouwinstallatie grotendeels ontmanteld door het beslag van de Duitse bezetter op het koperen brouwmaterieel. Na de oorlog startte brouwer Borgerhoff de brouwerij terug op. Met de productie van ‘Dilser Blond’ (ook ‘bock’ genoemd) en ‘Mosa Worth’, dat voortaan behalve als tonnenbier ook als flessenbier op de markt werd gebracht, bracht hij de brouwerij tijdelijk opnieuw tot bloei.
Omstreeks 1930 werd de stoomketel om veiligheidsredenen afgekeurd. Met de buitengebruikstelling van de stoominstallatie als mechanische krachtbron werd geopteerd om de bierproductie stop te zetten. De tendens van concentratie en schaalvergroting had het brouwbedrijf immers steeds sterker in haar greep. De brouwerij fungeerde voortaan als bierdepot van de Desselse brouwerij Campina.
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) stopten alle activiteiten op de brouwerijsite. Na het overlijden van Arthur Borgerhoff kwam de brouwerij in handen van zijn dochters Maria Jozefina, Marie Jeanne en Marie Constance. In 1972, enkele jaren na de dood van Maria Jozefina, werd de brouwerij Sint-Jozef verkocht aan de stad Dilsen. De site werd ingericht als werkplaats van de gemeentelijke Dienst der Werken en huisvestte tijdelijk ook de Toeristische Dienst en het stempellokaal voor de werklozen. Vermoedelijk in deze periode, meer bepaald tussen 1972 en 1976, werd de zuidelijke vleugel, bestaande uit een hangar, een tonnenmagazijn en een machinekamer, gesloopt.
In 2006 werden de stedelijke werkplaatsen geherlokaliseerd en kwamen de brouwerijgebouwen leeg te staan. Twee jaar later werd de brouwerijsite verkocht. Om er een woonproject te realiseren werden de zuidelijke en oostelijke bijgebouwen gesloopt en het brouwershuis en de voormalige brouwerijgebouwen verbouwd, zij het met behoud van het volumespel.
Het woonhuis met 18de-eeuwse kern ligt aan de straatzijde: het is een breedhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen) met gietijzeren vorstkam. Het bakstenen gebouw heeft een gecementeerde plint. De houten kroonlijst op consoles dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Op de gevel is een jaartal aangebracht door middel van muurankers [.]77(?)[.] en zijn de initialen ‘M K’, mogelijk van de vroegere eigenaar Martinus Kootjans, te zien. De ordonnantie dateert uit het einde van de 19de eeuw: getoogde muuropeningen en vensters met hardstenen lekdrempels. De gecementeerde zijgevels hebben aandaken. Tegen de rechter zijgevel bevindt zich een recenter aanbouwsel van een travee en een bouwlaag.
Tegen de achtergevel van het brouwershuis leunt het voormalige brouwerijgebouw waarvan het zadeldak door een ronde bakstenen schoorsteen wordt doorboord. Tegen de westgevel van het brouwerijgebouw staat een rechthoekig gebouw onder plat dak dat vroeger dienst deed als machinekamer en tonnenmagazijn. Beide gebouwen zijn net als het woonhuis grondig gerestaureerd en herbestemd met diverse wooneenheden.
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Becuwe F. 2024: Stoombierbrouwerij Sint-Jozef [online], https://id.erfgoed.net/teksten/439181 (geraadpleegd op ).
Voormalige stoombierbrouwerij, in bedrijf tot eind jaren 1920; de laatste brouwer was Arthur Borgerhoff, die er de “Mosa Worth” brouwde. Thans V.V.V.-kantoor, die dienstgebouwen werkplaatsen van de Gemeentelijke Dienst der Werken. De kern dateert uit de 18de eeuw: reeds op de Ferrariskaart (1771-77) aangeduid als een complex van verscheidene gebouwen. In de Atlas van de Buurtwegen (1846) weergegeven als een ruim, gesloten geheel. Hiervan bleef alleen het oostgedeelte bewaard. Woonhuis aan straatzijde: breedhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen) met gietijzeren vorstkam. Bakstenen gebouw op gecementeerde plint. Houten kroonlijst op consoles (tweede helft 19de eeuw). Jaartal door middel van muurankers [.]77(?)[.] en initialen M K. De ordonnantie dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw: getoogde muuropeningen, de vensters met hardstenen lekdrempels. Gecementeerde zijgevels met aandaken.
Recenter aanbouwsel van één travee en één bouwlaag tegen de rechterzijgevel. Haaks dienstgebouw op de achtergevel met ronde, bakstenen schoorsteen; recentere bijgebouwen.
Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 2005: Stoombierbrouwerij Sint-Jozef [online], https://id.erfgoed.net/teksten/71142 (geraadpleegd op ).
Het gebouw is het oude Paenhuys van Oud-Dilsen, reeds vermeld in het begin van de 17de eeuw. Het woonhuis uit de 18de eeuw vormt de oudste kern. De nog gedeeltelijk behouden bedrijfsgebouwen en ronde schoorsteen van de stoombierbrouwerij dateren uit het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw.
De voormalige stoombierbrouwerij Sint-Jozef werd circa 1600 als "Paenhuys" vermeld. In 1605 werd ze uitgebaat door een zekere "Lens op die moelen" en later door schepen Hoelmans Gielis.
Eind 19de eeuw was de brouwerij in het bezit van Arthur Borgerhoff, die in deze periode verschillende verbouwingen liet uitvoeren: het woonhuis werd naar rechts uitgebreid en met een verdieping verhoogd. Links liet hij een gedeelte van het oude gebouw afbreken; hier kwam de nieuwe ingang van de brouwerij.
Tot het begin van de 20ste eeuw was het bedrijf een artisanale bouwerij; Arthur Borgerhoff bouwde ze om tot stoombierbrouwerij. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de brouwerij ontmanteld. Na de oorlog hernam ze haar activiteiten en kende in deze periode een grote bloei met het Dilser Blond en het tafelbier Mosa Worth. In 1930 viel het bedrijf stil en deed de brouwerij dienst als depot van het Campinabier. In 1972 werden de gebouwen aan de gemeente Dilsen verkocht en omgevormd tot kantoor van de toeristische dienst en tot werkplaatsen van de Gemeentelijke Dienst der Werken.
De kern van de brouwerij dateert uit de 18de eeuw: reeds op de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris (1770-1778) is een complex van verscheidene gebouwen aangeduid. In de Atlas van de Buurtwegen (1846) is het weergegeven als een ruim, gesloten geheel. Van de gebouwen uit deze periode bleef alleen het oostelijke gedeelte bewaard.
Het woonhuis ligt aan de straatzijde: het is een breedhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen) met gietijzeren vorstkam. Het bakstenen gebouw heeft een gecementeerde plint. De houten kroonlijst op consoles dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Op de gevel is een jaartal aangebracht door middel van muurankers [.]77(?)[.] en zijn de initialen M K, mogelijk van de vroegere eigenaar Mevis-Kootjans, te zien. De ordonnantie dateert uit het einde van de 19de eeuw: getoogde muuropeningen en vensters met hardstenen lekdrempels. De gecementeerde zijgevels hebben aandaken.
Tegen de rechter zijgevel bevindt zich een recenter aanbouwsel van een travee en een bouwlaag. Aan de achtergevel bevindt zich een haaks dienstgebouw met een ronde, bakstenen schoorsteen en recentere bijgebouwen.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DL002266, Dilsen, Oude Kerkstraat 57; voormalige stoombierbrouwerij St-Jozef
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2004: Stoombierbrouwerij Sint-Jozef [online], https://id.erfgoed.net/teksten/152881 (geraadpleegd op ).