Historiek en context
Onderwijzerswoning van de Lagere Meisjesschool 14, onderdeel van een scholengroep die ook de Lagere Jongensschool 15 in de Violetstraat omvat. Het complex in eclectische stijl kwam tot stand in opdracht van de Stad Antwerpen naar een ontwerp van stadsingenieur Gustave Royers uit 1883. De werken werden openbaar aanbesteed in april 1889, en beide scholen openden hun deuren op 1 oktober 1890. Vanaf 1920 tot voor kort herbergde het gebouw een filiaal van de stedelijke Openbare Bibliotheek.
Gustave Royers, die in 1875 is dienst trad bij de stad Antwerpen, stond van 1888 tot 1907 als hoofdingenieur-directeur aan het hoofd van de dienst Werken. In die functie volgde hij Pieter Dens op als stadsbouwmeester. Tot zijn belangrijkste bouwkundige realisaties behoren de oranjerie van de Kruidtuin uit 1883, de brandweerkazerne uit 1885 aan het Kipdorp, de vismijn uit 1891 in de Scheldestraat, de Schippersbeurs uit 1894 in de Lange Nieuwstraat, een twaalftal stadsscholen waaronder de Stedelijke Nijverheidsschool in de Rodestraat en de lagere school op het Stuivenbergplein beide uit 1898, en de ambtswoning van de hoofdhavenmeester uit 1899 aan de Oudeleeuwenrui. Van historische betekenis was het aandeel van Royers in de waterbouwkundige aanleg van de Antwerpse haven tijdens zijn ambtsperiode, met het graven van het Lefebvredok, het Amerikadok, het Eerste Havendok en de bouw van de Royerssluis.
Architectuur
Het gebouw met enkelhuisopstand omvat zes traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat). De lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de geprofileerde plint, deuromlijsting en lekdrempels, en witte natuursteen voor speklagen, waterlijsten, sluitstenen, diamantkoppen, consoles, de omlijstingen, voluten en dekstenen van het dakvenster. Horizontaal geleed door de puilijst en axiaal-symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het twee traveeën brede middenrisaliet. Dit laatste onderscheidt zich door diamantkoppen op de borstwering en gekoppelde consoles onder de gekorniste kroonlijst. Een dakvenster met tuitgevel vormt de bekroning, gemarkeerd door voluten en schouderstukken, oorspronkelijk bekroond door drie siervazen. Het centrale rondboogvenster heeft een sluitsteen en waterlijst op doorgetrokken imposten. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van steekboogopeningen, de inkomdeur uiterst rechts in een vlakke omlijsting, de vensters op cordonvormende lekdrempels. Getraliede keldermonden in de plint. Een klassiek hoofdgestel met architraaf, fries en kroonlijst vormt de gevelbeëindiging.
Volgens de bouwplannen werd de plattegrond oorspronkelijk ontsloten door de zijdelings ingeplante inkomhal, met loodrecht daarop de centraal ingeplante traphal. De eetkamer annex berging en het salon namen de straatzijde in, de keuken annex pomphuis en een ‘cabinet’ de tuinzijde, met aansluitend het toilet. De bovenverdieping omvatte vier slaapkamers waarvan één met berging, gegroepeerd rond de traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, dossier MA#82243 en plannen 697#2143-2147.