Geheel van twee gekoppelde burgerhuizen in neoclassicistische stijl, naar een ontwerp door de architect Ferdinand Hompus uit 1877. Opdrachtgever was Henri Grewel, handelaar in 'tabacs en feuilles', verbonden aan de 'manufacture de tabacs et cigares' Hyman Grewel. De grootste van beide woningen (nummer 95) was vermoedelijk als privé-hotel van de bouwheer bestemd, de kleinere (nummer 97) als huurhuis. Van Joods-Nederlandse oorsprong, was de familie Grewel minstens drie generaties lang actief in de Antwerpse tabakshandel en sigarenproductie. Stamvader Hyman Salomon Grewel (Amsterdam, 1782-Antwerpen, 1861), echtgenoot van Vijtje Mozes Krijn (Amsterdam, 1790-Antwerpen, 1877), had zich in 1819 vanuit Amsterdam te Antwerpen gevestigd.
Het complex Grewel behoort tot het vroegste oeuvre van Ferdinand Hompus, die vanaf 1875 tot begin jaren 1910 als zelfstandig architect actief was. In navolging van zijn vader Joseph Antoine Hompus, ontplooide hij productieve loopbaan in dienst van de burgerij. Naast burger- en herenhuizen in conventionele neoclassicistische stijl, onderscheidde Hompus zich omstreeks 1880 met enkele vroege toepassingen van neo-Vlaamserenaissance-architectuur zoals de winkelhuizen slagerij Raes-Daems in de Steenhouwersvest en "In ’t zicht der Schelde" in de Scheldestraat. Vooral in de jaren 1880 en 1890 realiseerde hij meerdere hotels in een herkenbare, klassiek geïnspireerde eclectische stijl. Ook bedrijfspanden als Brouwerij De Leeuw in de Coebergerstraat, maken deel uit van zijn oeuvre.
Met een gevelbreedte van respectievelijk drie traveeën voor het linker pand (nummer 95) en twee traveeën voor het rechter pand (nummer 97), omvatten de rijwoningen een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. Het uniform behandelde, vijf traveeën brede gevelfront, met een bepleisterde en beschilderde afwerking, rust op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Axiaal-symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het geblokte middenrisaliet. Dit laatste wordt gemarkeerd door het portaal van het privé-hotel, balkons met zware consoles, een balustrade of ijzeren borstwering, en als bekroning een driehoekig fronton. Verder is de opstand opgebouwd uit gesuperposeerde registers met doorlopend entablement, extra geleed door de pui- en waterlijst, met schijnvoegen op de begane en bossage op de bovenverdiepingen. De rechthoekige deur- en vensteropeningen hebben onderdorpels op de begane grond en geriemde omlijstingen met oren op de bovenverdiepingen. Daarbij is de eerste verdieping verrijkt met diamantkopsleutels en doorgetrokken balustraden, en de tweede verdieping met ijzeren borstweringen. Een klassiek hoofdgestel met een houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Van het huurhuis bleef de oorspronkelijke houten inkomdeur behouden, daar waar de smeedijzeren vleugeldeur van het privé-hotel uit de vroege 20ste eeuw dateert. Het houten vensterschrijnwerk is bewaard op begane grond en tweede verdieping; ook de smeedijzeren keldertralies en de gietijzeren voetschrapers zijn oorspronkelijk.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, ontsloten door een zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1877#1108.