Het Verschuylenhof of Olmenhof is één der eerste ontginningen in Rotem. Eerste vermelding in 1371, toen een begijn, Agnes afstand deed van haar laathof, voorzien van twee watermolens, ten voordele van Jan Oems, heer van Bochoven, seneschalk van Maaseik. Het goed komt achtereenvolgens in bezit van de families van Baer (1509) en van Eyll (1607). In 1721 wordt Petrus Philippus de Verschuyl als heer van Rotem en eigenaar van het Olmenhof vermeld.
Voormalige U-vormige hoeve, als dusdanig aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77) en in de Atlas van de Buurtwegen (1846), de open zijde van het erf naar het oosten. Thans met losstaande bestanddelen. Wat achteruit gelegen ten opzichte van de straat, met boomgaard tussen straat en hoeve. Van de oude kern bleven slechts fragmenten bewaard in de schuur. De overige gebouwen dateren uit eind 19de-begin 20ste eeuw.
Boerenburgerhuis van het dubbelhuistype, drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (mechanische pannen). Bakstenen gebouw, voorzien van lisenen en dropmotieven. Getoogde, beluikte vensters. Rechthoekige deur in een hardstenen omlijsting. Zijgevels met aandaken en schouderstukken. Aansluitend tegen de linkerzijgevel, L-vormige stal onder mansardedak (mechanische pannen). Bakstenen gebouw, voorzien van getoogde en rondboogvormige muuropeningen. In de noordwestelijke gevel een sterk verweerde, kalkstenen gevelsteen met het wapen van de familie Verschuyl, uit de eerste helft van de 18de eeuw. Aansluitende lagere stallen. Rechts van het erf, de resten van de schuur, vrijwel volledig verbouwd. In de noordwestelijke gevel een goed bewaarde kalkstenen gevelsteen confer supra. Een aantal grote, recente stallen.
Achter de hoeve de “Bergkelder”. Resten van een mergelstenen donjon, eertijds omgeven door een gracht, waarschijnlijk gevoed door de oude Maas, en waarschijnlijk daterend uit de 14de of eerste helft 15de eeuw. Het geheel werd circa 1935 afgegraven om de grachten te dempen. Mogelijk gaat het hier om de primitieve site van Olmenhof/Verschuylenhof of Kessel/Biessenhof/Ommerstein. Het rechthoekige gebouw is thans nog één bouwlaag hoog. Deze bouwlaag omvat twee kelders, waarvan de westelijke zijn mergelstenen tongewelf behield. In de andere kelder bevinden zich de resten van de trap naar de ingang op de bovenliggende verdieping De deur tussen beide kelders werd verbouwd, maar bevindt zich op de oorspronkelijke plaats.
- Wandelen in Dilsen-Stokkem, uitgave van het Stadsbestuur Dilsen-Stokkem.
- DOPERE F. - UBREGTS W., De donjon in Vlaanderen. Architectuur en wooncultuur, (Acta Archaeologica Lovaniensia - Monographiae; 3), Gent, 1991, pagina's 190, 220.