Burgerhuis in eclectische stijl, het resterende rechter zijpand van een geheel van drie gekoppelde woningen, naar een ontwerp door de architect Jos. Bascourt uit 1903. Opdrachtgever was Désiré Leclercq, een patissier gevestigd aan de Eiermarkt, die vervolgens even verderop in de Lange Leemstraat een tweede reeks van vier gekoppelde burgerhuizen liet optrekken, naar een ontwerp door de architect François Toen uit 1904. Een jaar later volgde nog een herenhuis op een nabijgelegen perceel in de Lamorinièrestraat, waarvan de architect niet gekend is. De overige twee panden van het geheel (voorheen Lange Leemstraat 252 en 254), werden in 1977 gesloopt voor een nieuwbouwcomplex.
De hotels Leclercq behoren tot het rijpe oeuvre van Jos. Bascourt, die in 1887 zijn debuut had gemaakt als architect. Tijdens de vroege jaren 1900 bediende Bascourt zich simultaan van de art-nouveaustijl die hij eind jaren 1890 in Antwerpen mee op de kaart had gezet, en een meer behoudende, klassiek geïnspireerde eclectische stijl. In deze periode kwam zijn verdwenen architectenwoning in de Sint-Vincentiusstraat tot stand, en later in 1903 de gekoppelde burgerhuizen Cox in de Lamorinièrestraat. De hotels Leclercq vertonen een opmerkelijke overeenkomst met de hotels Gevers-Grisar in de Albertstraat, een ontwerp uit 1901 door de architecten Léonard en Henri Blomme, geïnspireerd of de Florentijnse renaissance. De zijpanden van beide ensembles zijn op de gebruikte baksteensoort na vrijwel identiek, zowel wat betreft de compositie als het geveldecor. Omstreeks 1910 zou Bascourt de art nouveau volledig achter zich laten om terug te grijpen naar de uitgezuiverde, klassieke vormentaal, die het kantoorgebouw Comptoir Commercial Anversois in de Keizerstraat en het hotel Lieven Gevaert aan de Belgiëlei kenmerkt.
Oorspronkelijk vormden de drie rijwoningen een symmetrisch opgevat ensemble, drie bouwlagen hoog met souterrain en zadeldak. Het bestond uit een hoger opgetrokken middenpand van vier traveeën met een extra mezzanine, en twee identieke zijpanden volgens spiegelbeeldschema, met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën. De lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, met overvloedig gebruik van witte natuursteen voor constructieve en decoratieve onderdelen als deur- en vensteromlijstingen, vensterposten, waterlijsten, friezen en ornamenten, en blauwe hardsteen voor de hoge plint. Asymmetrisch van opzet en geleed door de puilijst met meanderfries, legt de compositie de klemtoon op de brede linker zijtravee, gemarkeerd door oplopende drielichten met balkon, balustrade en entablement op de eerste twee bouwlagen, en een rondboogtweelicht met entablement in de topgeleding. Het portaal in de rechter travee is gevat in een geprofileerde omlijsting, onder een entablement met leeuwenkop, een gebogen fronton met cartouche en een bovenlicht. Verder bestaat het geveldecor uit bewerkte friezen, onderdorpels en een cartouche met strik op de middenpenant. Een breed, klassiek hoofdgestel met een houten kroonlijst op modillons en tandlijst, vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de fraai bewerkte inkomdeur en de vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies en voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat. Vermoedelijke wordt de enfilade van salon, eetkamer en veranda met terras, op de begane grond geflankeerd door de vestibule met trappenbordes, en de traphal. Oorspronkelijk bevond de keuken zich in het souterrain.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1903#1096.