De stadswoning is gelegen in het centrum van Stokkem op de hoek van Rechtestraat en de Belzerstraat en is omgeven door heterogene rijwoningen van twee bouwlagen met overwegend 19de- en 20ste-eeuws uitzicht, doch vaak met oudere kern.
De woning is gesitueerd in één van de drie historisch belangrijke straten van Stokkem die van oudsher een dichte bebouwing hebben gekend (zie Ferrariskaart 1771-1778).
Het primitief plan van circa 1830 toont in vergelijking met de overige panden in de straat een vrij groot woonvolume aan de Rechtestraat, alsook twee grote, achterin gelegen bijgebouwen waarvan één grenzend aan de Belzerstraat. In 1858 wordt het geheel aangekocht door landbouwer Gerardus Kempeneers die een aantal jaren later het domein in twee splitst (opgetekend in 1866, mutatieschets 7).
Enerzijds blijven het bedrijfsgebouw in de tuin, het bedrijfsgebouw aan de Belzerstraat, het grootste deel van de binnenplaats en de tuin in bezit van Kempeneers. Hiervan wordt het gebouw aan de Belzerstraat circa 1907 verbouwd tot woongelegenheden en het bedrijfsgebouw in de tuin circa 1938 gesloopt.
Anderzijds verkoopt hij het woonhuis aan de Rechtestraat, een klein stukje van de binnenplaats en het zuidelijke deel van de tuin met doorgang er naar toe, aan herbergier Joseph Vaesens. In 1884 verkoopt Vaesens zijn eigendom aan koopman Carolus (Charles) Willems en zijn vrouw Elodie ’s Jongers die er circa 1888 een weversatelier installeren. Op het einde van de 19de eeuw wordt de bestemming echter opnieuw woonhuis (kadaster 1897: ‘convertie en demeure’). Het goed wordt in het begin van de 20ste eeuw geërfd door hun dochter.
Als circa 1938 Charles Roex en Lucy Mathot eigenaars worden, registreert het kadaster opnieuw het samenvoegen van de binnenplaats alsook de sloop van het bedrijfsgebouw achter de woning en een gebouw op de binnenplaats, waardoor de tuin zijn definitieve vorm kreeg (1938, mutatieschets 6). De woning die ook als bureau en magazijn dienst deed, werd naar verluidt aangepast door interieurarchitect Vanderborght die een aantal elementen in art deco-stijl aangebracht. Mogelijk gaat het hier om de gerenommeerde Brusselse interieurzaak van de gebroeders Vanderborght met bijhorende meubelmakerij, behangdrukkerij en tapijtweverij.
Na de Tweede Wereldoorlog werd een doorgang van de Rechtestraat naar de tuin op het belendende perceel aangekocht (1946, mutatieschets 3), die in een latere fase omgevormd werd tot een garage en bergplaats onder plat dak.
De huidige eigenaars hebben het woonhuis in 2012-2013 gerenoveerd waarbij het vrijleggen, het behoud en herstel van de historische elementen voorop stond. De achterbouw aan de opengewerkte travee van de achtergevel werd verwijderd en vervangen door een sobere, beglaasde uitbouw waarin een onverwacht ontdekte waterput in Maastrichtersteen werd geïntegreerd.
Het grotendeels vrijstaande burgerhuis klimt in kern minstens op tot de 18de eeuw, de huidige ordonnantie - zeker van de benedenverdieping - verwijst echter naar het eerste kwart van de 19de eeuw. Het betreft een onderkelderd dubbelhuis van vier en vijf traveeën en twee bouwlagen op rechthoekige plattegrond onder een rood pannen schilddak (mechanische pannen) op geprofileerde consoles. In tegenstelling tot de travee-indeling zijn de voor- achter- en rechterzijgevel slechts geopend doormiddel van drie muuropeningen. Het is een oorspronkelijk witgekalkte baksteenbouw op een gecementeerde plint waarbij elke bouwlaag wordt afgelijnd door een overhoekse muizentandfries en voorzien is van smeedijzeren muurankers met krullen. De rechthoekige benedenvensters zijn gevat in een hardstenen omlijsting met sponningbeloop en waren voorheen beluikt. Houten kruisvensters met roedeverdeling en gekleurd glas vermoedelijk uit de jaren 1930. Op de verdieping zijn de getoogde vensters voorzien van een rechthoekige gecementeerde(?) omlijsting en houten vleugelvensters met roedeverdeling. De rechthoekige voordeur in een hardstenen omlijsting op neuten heeft een houten tussendorpel met een 19de-eeuws houten waaiervormig bovenlicht waarin gekleurd glas. De opgeklampte deur behield haar sierlijk gesmeed hang- en sluitwerk - met onder aan de binnenzijde een oplegde slotkast (18de eeuw?)- en een zeer mooie 19de-eeuwse gietijzeren rococodeurklopper met schelpmotief.
De rechterzijgevel is uitgewerkt met gelijkaardige vensters.
De achtergevel, in 2013 voorzien van een vernieuwde uitbouw, bevat op gelijkvloers een deels aangepast venster in een hardstenen omlijsting, twee rechthoekige vensters met een gecementeerde(?) omlijsting op de verdieping en twee halfronde zoldervensters. De rechthoekige deuropening met hardstenen omlijsting en dito tussendorpel behield eveneens de opgeklampte deur met gesmeed hang- en sluitwerk en aan de binnenzijde een opgelegde slotkast (18de eeuw?).
Het grondplan van de woning bestaat uit een licht geknikte centrale dwarsgang waarop twee kamers aan de straatzijde en twee kamers aan de tuinzijde aansluiten. De zuidwestelijke kamer aan de tuinzijde is opengewerkt naar de vernieuwde achterbouw. De traphal bevindt zich ongeveer in het midden van de gang aan de zuidzijde. Op de verdieping loopt de centrale gang niet door tot aan de achtergevel en is hij omgeven door zes kamers.
Het interieur behield veelvuldige elementen uit de verschillende verbouwingsfasen en verfraaiingswerken. In de centrale gang met bewaarde kalkstenen vloertegels en 18de- en 19de-eeuwse binnendeuren, is de prachtige rococotrap uit het derde kwart van de 18de eeuw (circa 1760) een echte blikvanger. De aanwezigheid van twee trappalen en duidelijke aanpassingssporen wijzen op een verplaatsing van de trap.
De noordoostelijke kamer aan de straatzijde heeft een wit-zwarte keramische tegelvloer met decoratief patroon en werd in de jaren 1930 voorzien van een art deco schouw op zuiltjes.
De met twee treden verhoogde kamer aan de overzijde van de gang heeft eveneens een wit-zwarte keramische tegelvloer met decoratief patroon, een zichtbare balkenstructuur en een prestigieuze schouw met buiskachel. De schouwmantel met geprofileerde houten schouwbalk is bezet met blauw-witte decoratieve en figuratieve haardtegels uit verschillende perioden uit de 19de eeuw. De gietijzeren kachelmond is versierd met schelp en florale motieven en klimt mogelijk op tot het derde kwart van de 18de eeuw.
De noordwestelijke kamer aan de tuinzijde behield haar kalkstenen vloertegels en een eenvoudige schouwmantel met geprofileerde houten schouwbalk. Voor de schouw, onder de bestaande kalkstenen vloertegels bevinden zich resten van een haardvloer bestaande uit gekleurde, op hun kant gelegde leien, in decoratief patroon; een typisch gebruik in rijkere 18de-eeuwse burgerwoningen en kastelen.
De traditioneel soberdere bovenverdieping met overwegend 19de-eeuws binnenschrijnwerk en dito planken vloeren, bewaart twee markante schouwen.
Een eenvoudige steektrap geeft toegang tot de zolder met de zeer goed bewaarde, indrukwekkende kapconstructie die minstens opklimt tot de 18de eeuw. Er zijn vier dwarsgebinten met krommers gemerkt met gesneden telmerken van II tot en met V. Dit wijst mogelijks op een voorgaande vakwerkbouw waarbij spant I en VI deel uit maakten van de voor- en achtergevel. Deze thesis wordt versterkt door de aanwezigheid van binnenmuren in vakwerk, heden opgevuld met baksteenmetselwerk. Er zijn brandsporen op het gebinte terug te vinden in de zuidwestelijke hoek aan de achtergevel.
De onlangs gerenoveerde kelder met tongewelf haaks op de straat, bevindt zich in de zuidoostelijke hoek. Hij is volledig opgetrokken in Maastrichtersteen en toegankelijk via een zes hardstenen treden onder de houten rococotrap.
De L-vormige, beboomde tuin wordt aan de Belzerstraat afgesloten door een verspringende bakstenen muur met een getoogde deuropening en in de afgeschuinde hoek een poort. Ter hoogte van de huidige tuindeur stond voorheen een stadspomp. Aan de westzijde wordt de tuin afgezoomd door resten van een bakstenen muur met speklagen van Maastrichtersteen. Het kleine bijgebouwtje onder lessenaarsdak met twee rondboogopeningen verschijnt op het kadaster in 1866 (mutatieschets 7). De waterput in blokken van Maastrichtersteen die werd teruggevonden ter hoogte van de derde travee aan de achtergevel werd gerenoveerd en in de vernieuwde achterbouw geïntegreerd.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/72041/101.1, Een burgerhuis uit de 18de eeuw.
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Damme M. 2015: Burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170501 (geraadpleegd op ).
Burgerhuis op de hoek met de Belzerstraat. De huidige ordonnantie, in ieder geval die van de benedenverdieping, dateert uit het eerste kwart van de 19de eeuw, mogelijk heeft het gebouw een oudere kern. Achter het huis, aan de zijde van de Belzerstraat, bevindt zich de ommuurde tuin.
Dubbelhuis van drie traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (mechanische pannen). Witgekalkte baksteenbouw op gecementeerde plint. Overhoekse muizentandfries boven elke bouwlaag. Smeedijzeren muurankers met krullen (17de of 18de eeuw ?). Rechthoekige benedenvensters in een hardstenen omlijsting met sponningbeloop, voorheen beluikt. Getoogde bovenvensters in een gecementeerde omlijsting. Rechthoekige deur in een hardstenen omlijsting op neuten. Oorspronkelijk (?), neoclassicistisch houtwerk, met waaiervormige, houten roedeverdeling in het bovenlicht. Zijgevel met gelijkaardige ordonnantie.
Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 2005: Burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/71600 (geraadpleegd op ).