Hoekhuis met café in art-nouveaustijl, opgetrokken in opdracht van de heer W. Smits samen met het aanpalende burgerhuis, naar een ontwerp door de architect Gustave Fierens uit 1910.
Het bouwproject Smits is representatief voor het vroege oeuvre van Gustave Fierens, wiens carrière omstreeks 1905 een aanvang nam. Van bij de start bijzonder productief, realiseerde de architect vóór de Eerste Wereldoorlog tientallen heren- en burgerhuizen in Antwerpen, vaak ontworpen als eenheidsbebouwing. Daarbij paste hij naargelang het project de beaux-artsstijl of een gematigde art nouveau toe, soms een combinatie van beide, geïnspireerd op eigentijdse Franse voorbeelden. Tijdens de jaren 1920 en 1930 evolueerde zijn architectuur van een sobere art deco naar een gematigd modernisme. Tot de belangrijkste latere werken behoort het sociaal wooncomplex van de huisvestingsmaatschappij Onze Woning uit 1937-1939, met in totaal 205 flats ingeplant op het bouwblok Nationalestraat, Kronenburgstraat, Van Craesbeeckstraat en Willem Lepelstraat. Fierens was actief tot midden jaren 1950.
Met een gevelbreedte van twee bij twee traveeën omvat het hoekhuis drie bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien). De lijstgevels hebben een parement uit ivoorkleurige Silezische brikken in kruisverband, geaccentueerd door groen geglazuurde baksteen voor speklagen, onderdorpels, booglijsten en ontlastingsbogen. Blauwe hardsteen is gebruikt voor de hoge, bewerkte plint en lekdrempels, witte natuursteen voor de puilijst, balkonconsoles, vensterposten, sluit-, boogaanzet-, kraagstenen en topstukken. Het pand wordt gemarkeerd door de hoger opgetrokken hoektravee, waarnaar ook de huisnaam “In den Belvider” verwijst. Deze is opgevat als hoektoren met een extra vierde bouwlaag, bekroond door een leien koepeldak met een belvedère en smeedijzeren topstuk. De cafépui, die wordt geritmeerd door rondbogen met een sluitsteen op bewerkte imposten, eerder verbouwd zijde Lange Lobroekstraat, is recent gereconstrueerd. Horizontaal geleed door de geprofileerde puilijst, beantwoordt de bovenbouw aan een regelmatig ordonnantieschema, geritmeerd door getoogde spaarvelden en kolossale lisenen op bewerkte kraagstenen. In de afwijkende laatste travee tekent zich de traphal af door drielichten, achtereenvolgens rechthoekig met een bewerkte latei en lager middenvenster, en cirkelvormig met een sluitsteen en imposten. De eerste verdieping wordt verder geopend door brede korfboogvensters, aan de Lange Lobroekstraat verrijkt door Franse balkons met een cartoucheconsole en smeedijzeren borstwering. Korfboogtweelichten met kolonnetten markeren de tweede verdieping, en rondboogtweelichten met een bewerkte tussenpost het torenvolume, alle op gebogen lekdrempels met spuwer. In het torenvolume zijn de spaarvelden afgewerkt met een steekboogfries op bewerkte kraagstenen. Vernieuwde kroonlijsten vormen de gevelbeëindiging. Houten vensterschrijnwerk met typische roeden in het bovenlicht.
Volgens de bouwplannen beslaat het café met achterliggende keuken en traphal de volledige begane grond, met een bierkelder in de ondergrond. Het terras aan de westzijde van het half vrijstaande gebouw, oorspronkelijk afgesloten met een smeedijzeren poortje en overdekt met een luifel uit smeedijzer en glas, herbergde de ‘koer’. Van de bovenverdiepingen ontbreken de plattegronden in het bouwdossier.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1910#983.
- DE VOS-VAN KLEEF D. 1913: Huizen in en rond de stad, De Bouwgids 5.1, 4.