Villa in neotraditionele stijl te dateren in het laatste kwart van de 19de eeuw. Het bouwdossier werd niet teruggevonden, opdrachtgever, ontwerper noch aannemer zijn gekend. Omgevormd tot protestants meisjesweeshuis, wordt het gebouw in 1913 aan de achterzijde uitgebreid met een washuis naar een ontwerp door de architect Daniël Rosseels. Deze filantropische instelling van de Duitse gemeenschap, wordt vermoedelijk tijdens de Eerste Wereldoorlog (1915) overgenomen door het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen als tehuis voor zwakke kinderen onder de benaming "Prins Leopold". Volgens een gedenkplaat in de hal dateert de stichting van de huidige "Pennsylvania Foundation" uit 1920-1922. De Commissie van Openbare Onderstand bracht hier in 1933 weesjongens van 8 tot 14 jaar onder. Vandaag huisvest het gebouw een Centrum voor Bijzondere Jeugdzorg.
De villa is vrijstaand ingeplant te midden van een ruime tuin, centraal in het bouwblok gevormd door Lange Lozanastraat, Van Schoonbekestraat, Schulstraat en Harmoniestraat. Het gebouw beantwoordt aan de perfect symmetrische opbouw van het neo-Palladiaanse landhuis, opgetrokken op een quasi vierkante plattegrond, en bepaald door een kruisvormig assenstelsel met centrale vestibule. Met een gevelzijde van telkens vijf traveeën, omvat het volume een souterrain twee bouwlagen en een mezzanine onder een schilddak. De lijstgevels hebben een parement uit rood baksteenmetselwerk met smeedijzeren sierankers, en gebruik van witte natuursteen en blauwe hardsteen voor de plint, speklagen, waterlijsten, kraag- en dekstenen. De compositie van drie van de vier gevelzijden legt de klemtoon op het middenrisaliet, telkens bekroond door een puntgeveltje. De hoofdgevel gericht op de tuin wordt gemarkeerd door het rondboogportaal met waterlijst en trappenbordes, en een bekroning met rondbogig spaarveld op kraagstenen, schouderstukken en een overhoeks fiaal als topstuk; gevelsteen met opschrift "PENNSYLVANIA FOUNDATION". In de westelijke zijgevel tekent de traphal zich af, de oostelijke zijgevel wordt geaccentueerd door een twee bouwlagen hoge, erkervormige uitbouw met puntgevel, wellicht een ‘inglenook’, in beide gevallen geflankeerd door schoorstenen; eenvoudige achtergevel. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters met tussendorpel en lekdrempel. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op consoles waartussen steigergaten vormt de gevelbeëindiging.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1913#4716.