Neogotische pseudo-basiliek, gebouwd in 1852-53, op de toren na, naar ontwerp van H. Jaminé (Hasselt) ter vervanging van de oude kapel van Sint-Martinus. De toren en het interieur zijn pas tien jaar later afgewerkt. De kerk wordt in 1926 vergroot door G. Daniëls (Maaseik).
De plattegrond beschrijft een driebeukig schip van zeven traveeën, een niet uitspringend transept van één travee, een koor van één rechte travee met driezijdige sluiting, uitspringende zijkoren van twee traveeën, een ingebouwde noordoosttoren, een sacristie aan de zuidwestzijde van het koor, en een kleinere sacristie aan de noordwestzijde ervan. Ommuurd kerkhof achter de kerk.
Bakstenen gebouw onder zadeldaken (leien) op bakstenen plint met hardstenen afzaat. Gevels geritmeerd door steunberen van twee geledingen. Spitsboogvensters in een geprofileerde bakstenen omlijsting met hardstenen lekdrempel; hooggeplaatste oculi in de zijkoren; in het transept: spitsboogvensters in een geprofileerde, natuurstenen omlijsting.
De toren telt drie geledingen; ingesnoerde naaldspits (leien). In de onderste geleding, spitsboogportaal in een geprofileerde, hardstenen omlijsting met druiplijst. In de tweede geleding een spitsboogvenster in een geprofileerde natuurstenen omlijsting met maaswerk. Hierboven bevindt zich een mergelstenen band met opschrift: Geloofd zij Jezus Christus. In de bovenste geleding op elke zijde een galmgat in de vorm van een spitsboogvormig tweelicht onder rondboogvormige druiplijst; erboven een horloge. Aan weerszijde van de toren een gedicht spitsboogvenster in een geprofileerde natuurstenen omlijsting met maaswerk; twee mergelstenen evelstenen met de datering 1856.
In de koorsluiting een hardstenen gevelsteen met opschrift: GESCHENK DER KIN/ ROYSCHE PAROCHIE/ VOOR JESUS GODLIJKE/ WONING/ LEO HERDER (1921).
Bepleisterd interieur. Overwelving door middel van kruisribgewelven tussen spitsbooggordelbogen, gedragen door colonnetten met gesculpteerd kapiteel. Scheiding tussen schip en zijbeuken door middel van een spitsboogarcade op zuilen met neogotisch kapiteel. Stergewelf boven kruising en transept; straalgewelf boven de koorsluiting.
Mobilair: muurschilderingen in transept en zijkoren (1926); schilderij met voorstelling van de Aanbidding der Herders, olie op doek (18de eeuw ?). Hoofdaltaar, gepolychromeerd hout, neogotisch (1868). Biechtstoel, eik (begin 18de eeuw). Glasramen, neogotisch; in de doopkapel, glasraam door J. Verheyen uit Echt, Nederland (1961).
Op het kerkhof: grafkapel van de familie Bareel. Rechthoekige kapel van één travee onder zadeldak (leien). Baksteen op gecementeerde plint. Overhoeks geplaatste steunberen. Voor- en achtergevel voorzien van aandak en schouderstukken, met afwerking van hardsteen. Bakstenen spitsboogportaal; erboven een natuurstenen cartouche met opschrift: sep.fam.Bareel; erboven een oculus met maaswerk.
De kerkhofmuur dateert van 1903 en vervangt de oorspronkelijke haag.
Vóór de kerk, hardstenen gedenkteken voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog (1921).
- GEUKENS B., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Limburg. Kanton Maaseik, Brussel-St.-Truiden, 1975, p. 22-23.
- JANSSEN-AERTS H., Aantekeningen over het verleden van Kinrooi, Maaseik, 1958, p. 61, 63, 81.
- MEUL V. & JAMINE W., Van Waterstaatskerk tot Mijncité. Een historiek van het bouwen in Limburg door drie generaties provinciale bouwmeesters Jaminé (1832-1921).(Cultureel erfgoed in Limburg;2), Hasselt, 1999, p. 227.