Herenhuis in neorégencestijl naar een ontwerp door de architect Albert Arnou (gevelinscriptie), te dateren begin jaren 1900. Het bouwdossier werd niet teruggevonden, maar de bouwheer was hoogstwaarschijnlijk de bankier graaf Albéric Le Grelle (Antwerpen, 1860-Antwerpen, 1934), in 1886 gehuwd met Marguerite de Melotte de Lavaux (Luik, 1864-Antwerpen, 1952), die in 1913 op dit adres gedomicilieerd was. Met zijn jongere broers Henry en Vincent en neef Emile Le Grelle vormde hij het vennootschap van de Banque Joseph-J. Le Grelle, een privébank die in 1792 werd opgericht door overgrootvader Joseph-Jean Le Grelle (1764-1822), en in 1962 overgenomen door de Banque d’Anvers. Hun grootvader graaf Gérard Joseph Le Grelle (Antwerpen, 1793-Antwerpen, 1871), was lid van het Nationaal Congres en burgemeester van Antwerpen van 1831 tot 1848. Samen met zijn jongere broer Henry, had hij hogerop in de Lange Lozanastraat een vastgoedproject bestaande uit twee herenhuizen en een burgerhuis laten bouwen, naar een ontwerp door de architect Nestor Gérard uit 1913.
Albert Arnou, die actief was vanaf zowat 1880 tot kort vóór de Eerste Wereldoorlog, bouwde tientallen huizen in Antwerpen waarvan een groot aantal in Zurenborg. Voor zijn belangrijkste realisaties paste hij zowel een gereserveerde neoclassicistische als een uitbundige neo-Vlaamserenaissance-stijl toe, of de klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl, waarvan het hotel Albéric Le Grelle een representatief voorbeeld vormt.
Met een gevelbreedte van vier traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het twee traveeën brede zijrisaliet. Dit laatst wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een breed rondboogvenster in een kwarthol geprofileerde omlijsting met medaillons en cartouchesleutel gevat in een spiegelboogveld, en een golvend balkon met gebuikte en voluutconsoles, en smeedijzeren borstwering. Gebogen Franse balkons met een gebuikte consoles en smeedijzeren borstwering accentueren de flankerende vensters. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van steekboogopeningen, de koetspoort met cartouchesleutel en de bovenvensters in een geriemde omlijsting met oren en gebogen waterlijst. Het veeleer discrete geveldecor en het patroon van het smeedwerk zijn ontleend aan de régencestijl uit het midden van de 18de eeuw. Een klassiek hoofdgestel met spiegels in de fries en een gekorniste, houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de koetspoort is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies en gietijzeren voetschraper; het schrijnwerk van de vensters is vernieuwd naar bestaand model, met kleine roeden in het bovenlicht. De vrijwel gevelbrede dakkapel dateert van een naoorlogse verbouwing.
- KURGAN-VAN HENTENRIJK G., JAUMAIN S. & MONTENS V. (red.) 1996: Dictionnaire des patrons en belgique. Les hommes, les entreprises, les réseaux, Brussel, 422-423.