Geheel van vijf gekoppelde meergezinswoningen in beaux-artsstijl, gebouwd in opdracht van Edmond Van Alsenoy, naar een ontwerp door de architect Frans Peeters uit 1912. De werken werden uitgevoerd door het aannemersbedrijf van diens vader, Adrianus Peeters-Verheyen. Tot het bouwproject behoorden twee pakhuizen met werkplaats, die achteraan op het terrein tegen de woningen aanleunden, ontsloten door een centrale doorgang en binnenplaats, maar inmiddels zijn gesloopt.

Met een gevelbreedte van elk twee traveeën, omvatten de rijwoningen vier bouwlagen onder een mansardedak. Het gevelfront is opgebouwd uit een symmetrisch geheel van vier volgens spiegelbeeldschema panden, waarvan de twee middelste worden beklemtoond door een bekronende attiek, links aangevuld met een vijfde, individueel behandeld pand. De lijstgevels hebben een verzorgd parement uit witte natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Winkelpuien met zij- en privé-ingang, de posten versierd met chutes en de ijzeren I-balk met rozetten en banderollen, flankeren op de begane grond de geblokte korfboogpoort met acanthussleutel van de doorgang. In de bovenbouw legt de compositie telkens de klemtoon op de zijrisalieten, die in de twee geaccentueerde middenpanden extra worden gemarkeerd door een korfbogige spaarnis, oplopende driezijdige erkers met smeedijzeren balkon en een gebogen pseudo-fronton met guirlandemedaillon als bekroning. Een kolossale pilaster met chute, kraagsteen en consoles, beklemtoont de as van de koetspoort. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van brede, korfbogige, en in het linker pand spiegelbogige vensters in vlakke omlijsting met cartouchesleutel, waterlijst, lekdrempels op consoles of onderdorpel. Zowel de guirlandes, medaillons, cartouches en chutes die de ornamentatie uitmaken als het patroon van de smeedijzeren borstweringen, zijn ontleend aan de Franse régence- en Lodewijk XVI-stijl. Een klassiek hoofdgestel met bewerkte fries en gekorniste, houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging; attiek met oculi in de twee middenpanden, dakkapellen in de flankerende panden, oeils-de-boeuf in het linker pand. De smeedijzeren koetspoort, en het traliewerk van deuren en kelderopeningen is bewaard, evenals het houten schrijnwerk van de winkelpuien, bovenvensters en dakkapellen.

De vijf meergezinswoningen hebben een identieke, gespiegelde plattegrond in L-vorm, ontsloten door de zijdelings ingeplante, gemeenschappelijke inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de winkelruimte de volledige begane grond van het hoofdvolume, waarbij een veranda met bovenlicht aansluit en in de achterbouw de keuken annex pomphuis en wc. De eerste, tweede en derde verdieping vormen telkens een twee- of driekamerwoning, bestaande uit een salon, een slaapkamer en al of niet een zijkamertje, in de achterbouw aangevuld met de keuken annex pomphuis en wc en een achterkamer. Het dakniveau herbergt een slaapkamer en twee mansardekamers allicht bestemd voor de winkeluitbater.

De achterliggende pakhuizen waarvan het rechter met werkplaats op de begane grond tellen elk drie bouwlagen en een zolder , ontsloten door een trappenhuis.

Winkelhuizen in sobere neo-Lodewijk XVI-stijl, van circa 1900; telkens twee traveeën en vier bouwlagen onder mansardedak; segmentboogvensters en bewaarde houten winkelpuien.