Meergezinswoning in art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van Joseph Maas, naar een ontwerp door de architect Jacques De Weerdt uit 1913.
De woning Maas is representatief voor het oeuvre van Jacques De Weerdt uit de periode vanaf omstreeks 1905 tot aan de Eerste Wereldoorlog. In nauwelijks tien jaar tijd realiseerde de architect alleen al op het toenmalige grondgebied van de stad Antwerpen meer dan honderd panden, overwegend in art-nouveau- of neorococostijl, vaak van eenzelfde standaardtype. Deze architectuur is herkenbaar aan de voorkeur voor natuursteen als parement, de vloeiende lijnvoering, de plastische volumetrie en het sierlijke smeedijzer in zweepslagstijl. Begonnen als tekenaar in dienst van de Belgische Spoorwegen vóór de eeuwwisseling, liep zijn carrière tijdens de minder productieve jaren 1920 ten einde.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een pseudo-mandarde. De lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement dat witte natuursteen combineert met metselwerk uit roomkleurige Silezische brikken in kruisverband, op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Vanaf de gegroefde puilijst evolueert de opstand in een vloeiende beweging naar een axiale compositie, die wordt bepaald door het hoger opgetrokken, rondbogige middenrisaliet afgewerkt met een plastische booglijst. Een driezijdige erker op uitgelengde consoles, bekroond door een gesloten balkon met smeedijzer in de borstwering, accentueert de eerste verdieping. Hierbij sluit de zwaar geprofileerde omlijsting van het risaliet aan, met een rondboogtweelicht in de top, een strik als sluitsteen, en een meerledige, kwartholle booglijst als afwerking, doorgetrokken tot kroonlijst. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van korfbogige deur- en vensteropeningen met een geprofileerde waterlijst. Het art-nouveau-karakter berust verder op de profilering, lijnvoering en vormgeving van het lijstwerk, de lekdrempels met spuwer, en de borstweringen. De sgraffitopanelen die volgens het gevelontwerp de topgeleding kleurden, zijn vervangen door monochroom blauwe mozaïekpanelen. De pui werd gedeeltelijk opengebroken tot garagepoort, met inkorting van de vensters. Van het oorspronkelijke houten schrijnwerk zijn de bovenlichten van inkomdeur en benedenvensters bewaard, en de vensters van de eerste verdieping; smeedijzeren voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Begane grond, eerste en tweede verdieping vormen volgens de bouwplannen afzonderlijke wooneenheden. Deze huurkwartieren bestaan uit een enfilade van salon, eetkamer en veranda – op gelijkvloers onder bovenlicht – in het hoofdvolume, en een keuken annex pomphuis of badkamer en wc in de achterbouw. Onder het dak bevinden zich twee grote en vier kleine mansardekamers.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1913#4162.
- VANHOVE B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 96.