De kerk van Opoeteren was een vrij late stichting van de graven van Loon, waarschijnlijk uit de 12de eeuw. In 1274 werd een gotisch koor aan de bestaande kerk toegevoegd. Het huidige middenschip dateert waarschijnlijk uit de 15de eeuw. In 1522 werden zijbeuken aan het schip aangebouwd; in 1571 werd de toren herbouwd en de noordkapel toegevoegd, beide in laatgotische stijl. In 1905-06, onder pastoor D. Verdurmen, werd de kerk behalve het middenschip, de toren en de noordkapel, afgebroken en herbouwd in neogotische stijl door V. Lenertz (Leuven) en H. Martens (Stevoort), de toren werd met zes meter verhoogd.
In zijn huidige vorm een neogotische kruisbasiliek, waarvan de plattegrond een driebeukig schip van vier traveeën beschrijft, met voorstaande westtoren, een transept van één travee, een koor van twee rechte traveeën met driezijdige sluiting, aan elke zijde een zijkoor van twee rechte traveeën met tweezijdige sluiting tegen de rechte koortravee, en een sacristie aan de zuidzijde, vrijwel losstaand.
Mergelstenen gebouw op een plint van gebouchardeerde hardsteen. Zadeldaken (leien). Spitsboogvensters in een geprofileerde omlijsting met hardstenen afzaat en mergelstenen maaswerk. Steunberen van twee geledingen met hardstenen afwerking.
De oorspronkelijke westtoren van 1571 telde drie geledingen; mergelsteen op een plint van kalksteenblokken; hardstenen waterlijsten; in de derde geleding, de oorspronkelijke spitsboogvormige galmgaten, op elke zijde twee; deze in de zuidzijde zijn gedicht vanwege de daar toegevoegde, neogotische, driezijdige traptoren. In 1905-06 werden twee geledingen aan de toren toegevoegd, onder ingesnoerde naaldspits (leien); in de vierde geleding lisenen met driepasmotieven; in de bovenste geleding op elke zijde twee spitsboogvormige galmgaten. Neogotisch portaal in de westgevel van de toren: korfboogportaal in een spitsboogvormige omlijsting, waarbinnen een spitsboognis met maaswerk. Tegen de noordgevel van de toren, een haakse kapel van één travee onder zadeldak, van 1571; zij is voorzien van een rondboogvenster in een geprofileerde omlijsting, met maaswerk; datering 1571 in de sluitsteen; erboven, lisenen met driepasmotieven, twee reliëfs, waarschijnlijk Sint-Hubertus met hert, en datering 1571.
Neogotisch portaal in de eerste travee van de noordelijke zijbeuk, onder haaks zadeldak; geprofileerde spitsboogdeur van mergel- en hardsteen.
Mergelstenen interieur. Overwelving door middel van kruisribgewelven met mergelstenen ribben en bakstenen gewelfkappen; doorlopende topnerf; de ribben worden gedragen door mergelstenen colonnetten op consoles met gesculpteerd bladwerk. Scheiding tussen schip en zijbeuken door middel van een geprofileerde, mergelstenen spitsboogarcade op de oorspronkelijke 15de-eeuwse kalkstenen zuilen met waterbladkapiteel. Spitsboogvormige scheibogen tussen koor, kruising, transeptarmen en schip. De muren zijn voorzien van lisenen met spitsboogfriezen; onder aan een hardstenen armenbankje. Bovenlichten met eronder een pseudo-triforium in de vorm van lisenen met maaswerk.
Mobilair: beeldengroep Piëta, gepolychromeerd hout, laatgotisch, Limburg (circa 1520); beeld van Onze-Lieve-Vrouw met scepter en Kind, gepolychromeerd hout, Mechelen (eerste helft 16de eeuw); beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind en duif, gepolychromeerd hout, laatgotisch, Maasland (1430?); beeld van Sint-Dionysius, gepolychromeerd hout, Maasland (1540-50); beeld van Jezus aan het kruis, gepolychromeerd hout (19de eeuw). Geschilderde kruisweg, olieverf op metaalplaat door L. Beyaert (1900-10). Hoofdaltaar met gesculpteerde voorstelling van de Geboorte, de Calvarie en de Verrijzenis, eik, neogotisch door F. Gussé (1906); noordzijaltaar met gesculpteerde voorstelling van de Boodschap aan Maria en de Kroning van Maria, eik, neogotisch door F. Gussé (1907); zuidzijaltaar met voorstellingen uit het leven van Sint-Dionysius, eik, neogotisch (1907). Doopvont met vier maskers, hardsteen, Maasland (1530-40) met deksel, messing (eerste helft 19de eeuw). Wijwatervat, hardsteen, Romaans (13de eeuw). Grafsteen van Margarita Borman († 1539), echtgenote van Jan van Mewen de Keverberch.
Exterieur: grafsteen van pastoor N. Joosten († 1666); grafsteen van pastoor H.M. Hechtermans († 1724); grafsteen van pastoor W. Uleners († 1691).
- Archief Archief Administratie Monumenten en Landschappen - Brussel, Plannenfonds Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Provincie Limburg, Opoeteren.
- DAAMEN J., Lang...hièl lang gelieje, (Utersjank, 1, 2, 3, 1984-85-86-87, p. 8-15; 23-29; 13-17; 23-29; 15-20; 19-22).
- JAEKEN, Onder de toren. Oude grafstenen. (Utersjank, 2, 1985, p. 37-40).
- KUBBEN P., De grafsteen der familie de Borman in de kerk te Opoeteren, (Limburg, 23, 1941-42, p. 91-93).
- S.N., Laat-gotische beeldsnijkunst uit Limburg en Grensland, Sint-Truiden, 1990, nr. 369-373.