Burgerwoningen uit het interbellum, opgetrokken in baksteen met blauwe hardsteen voor plint en lekdorpels en similisteen voor hoekblokken en penanten in de erker. De twee traveeën en drie bouwlagen tellende lijstgevels worden gekenmerkt door een trapeziumvormige erker onder een balkon met smeedijzeren balustrade. Nummer 66, in 1929 gebouwd naar ontwerp van M. Feyfer, heeft nog origineel schrijnwerk met schuiframen en de oorspronkelijke balustrade met eenvoudig geometrisch motief. Nummer 68, ontworpen in 1931 door architect Van Geel, wordt gekenmerkt door een decoratie in art-deco-stijl met pijlmotieven, overhoekse borstweringen en dito kroonlijst, zeshoeken in het schrijnwerk van de garagepoort en de dubbele deur en het krul- en straalmotief van de balustrade. Overal bleef het originele schrijnwerk bewaard. Recente dakkapellen. Nummer 74. Als dubbelwoonst samen met nummer 76 ontworpen in 1931 door Leo Janssens, met nog originele deur en recent vervangen schrijnwerk van de vensters.