Teksten van Instituut voor Farmaceutische Wetenschappen

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/72410

Instituut voor Farmaceutische Wetenschappen ()

Historiek

De eerste bij naam gekende Leuvense apotheker is Johannes dictus de Lyra. Hij woonde in 1269 in de Kortestraat en genoot allicht zijn opleiding bij een gevestigd meester, zoals dat toen gebruikelijk was. Deze ambachtelijke vorming zou nog stand houden tot het midden van de 16de eeuw, meer bepaald in 1555, toen de Leuvense apothekers onder toezicht van de universiteit kwamen te staan. In 1650 kregen de leerling-apothekers toegang tot de universiteit, waar ze de graad van medicinae baccalaureus ac pharmacopola konden behalen; geneesheren die een opleiding farmacie volgden, werden doctor pharmaciae. In 1803, enkele jaren na de opheffing van de universiteit, werd in Brussel de Ecole de Pharmacie opgericht, de enige school waar men afstudeerde met de titel pharmacien de première classe. Hiermee verdween de opleiding farmacie uit het universitaire aanbod. Na een onderbreking van 33 jaar werd in 1849 de opleiding farmacie opnieuw ingericht door de universiteit van Leuven.

De afdeling was aanvankelijk gehuisvest in het Collegium Veteranorum in de St-Michielsstraat, waar Jan-Baptist Van Mons (1765-1842), hoogleraar farmacie, een laboratorium inrichtte. Dit bleek algauw aan vervanging toe; in 1837 werd een nieuw labo ingeplant tussen het Veteranen- en het Maria-Theresiacollege, voorzien van een aula voor tweehonderd studenten. Toen rector Mgr. Laforêt in 1867 in het kader van de organisatie van de Speciale Scholen aan Charles Blas de opdracht gaf een School voor Farmacie op te richten, kreeg Blas drie lokalen in het Pauscollege toegewezen waarin hij een laboratorium voor scheikunde en toxicologie onderbracht. Het stijgende aantal studenten en de nood aan extra ruimte bracht de opleiding Farmacie in 1881 naar het Rega Instituut in de Minderbroedersstraat. Het gebouw bestond uit twee bestaande herenwoningen - die van Monseigneur Namèche en Monseigneur de Harlez - links van het Justus Lipsiuscollege. Beide panden werden tot één geheel omgevormd in 1882 en boden onderdak aan onder andere de opleiding farmacie en een gedeelte van de faculteit geneeskunde (Instituut voor Bacteriologie). Door het toenemende aantal onderzoeksdomeinen op het einde van de 19de eeuw en de gestadige groei van het aantal studenten, was opnieuw dringend nood aan extra ruimte. De gelijkvloerse verdieping van de nieuwe vleugel naast het Justus Lipsiuscollege werd dan ook volledig ter beschikking gesteld van de apothekers.

Het zou echter nog tot vlak voor de Eerste Wereldoorlog duren, eer Monseigneur Ladeuze het initiatief nam voor de bouw van een afzonderlijk Farmaceutisch Instituut. Het zou opgetrokken worden aan de toenmalige Stopselstraat (heden Van Evenstraat), op de plaats waar eertijds de woning van de Leuvense geschiedschrijver Edward Van Even (1821-1905) stond en waar de Katholieke Universiteit aanvankelijk de bouw van een nieuwe bibliotheek voorzag. Het gebouw werd mede gefinancierd door een schenking van Lucien Beauduin, senator en gedelegeerd bestuurder van de Tiense Suikerraffinaderij, door een bijdrage van de Sectie Geneeskundige Hulp van het Nationaal Comité van Hulpverlening en Voeding, en door giften van oud-studenten. Ontwerper was kanunnik Jan Janssen (1873-1932), inspecteur van de gebouwen die in 1914 onder meer ook het Van den Heuvel- of Hoger Handelsinstituut bouwde in de Dekenstraat. Vertraagd door de vernielingen van de Eerste Wereldoorlog en de daarmee gepaard gaande schade en herstelmaatregelen, zou het nog duren tot 1930 vooraleer de definitieve bouwaanvraag ingediend werd. In 1931 verleende de stad Leuven de vergunning. De eerste steen werd gelegd in 1932, getuige de gedenksteen in de hal met datum en wapen van bezieler Monseigneur Ladeuze. De School voor Farmacie werd in gebruik genomen in 1933 onder het voorzitterschap van professor A. Castille en officieel ingehuldigd in juni 1934.

Ondanks de in 1978 verleende sloopvergunning naar aanleiding van de geplande verhuis van de faculteit naar de campus exacte wetenschappen in Heverlee, bleef het gebouw in gebruik tot begin 2006. Sindsdien is de faculteit farmaceutische wetenschappen gehuisvest op de campus Gasthuisberg (Onderwijs en navorsing II) en staat het gebouw aan de Van Evenstraat zo goed als leeg. Enkele ruimtes worden nog gebruikt door studentenverenigingen; de zogenaamde Zaal Couvreur doet dienst als museum voor waardevolle farmaceutische voorwerpen.

Beschrijving

Langgerekt en vrijstaand gebouw, dat haaks op de straat werd ingeplant en bestaat uit een kubusvormig administratief volume met een souterrain, vier bouwlagen en een toegang aan de straatkant, een daarop aansluitende, langgerekte laboratoriumvleugel van twee bouwlagen met paviljoenvormig avant-corps, en een auditoriumvolume dat aanvankelijk slechts uit één enkele bouwlaag bestond, maar verhoogd werd in 1955 (architect F. Delang).

Het gebouw is een voorbeeld van functionele architectuur en getuigt van een origineel volumespel, contrasterend materiaalgebruik (rode baksteen en witte natuursteen) en een historiserende vormentaal, gekenmerkt door een natuurstenen plint, speklagen, hoekkettingen, rechthoekige (kruis)vensters in negblokomlijsting, steigergaten, en een met rondboogjes opengewerkte borstwering op de dakrand van het administratief volume en het centrale paviljoen in de laboratoriumvleugel.

De eenvoudige straatgevel wordt gekenmerkt door een licht verzonken middenpartij van drie traveeën met een zandkalkstenen parement in de eerste bouwlaag waarin een monumentale korfboogdeur tussen smalle vensters. Links van de straatgevel leidt een korfboogpoort met houten poortvleugels en negblokomlijsting naar de langgerekte labo-vleugel met centraal een paviljoenvormig uitgewerkt avant-corps van vijf traveeën met kruisvensters, hoektorentjes en een opengewerkte borstwering op de dakrand. De vleugels aan weerszijden van het paviljoen - ten noorden zeven traveeën breed en ten zuiden negen traveeën breed - worden getypeerd door overhoekse en driezijdige erkers onder leien dakjes, die op de begane grond deels opengewerkt zijn tot portieken. Boven de steigergaten sluit een gekanteelde dakrand het gevelvlak af.

Het verhoogde auditoriumvolume, eveneens voorzien van kruisvensters, wordt verticaal geleed door bakstenen pilasters en werd door materiaalgebruik en detaillering geïntegreerd in het volume. Latere uitbreidingen volgens de plannen van architect Frans Delang zijn onder meer de serres en dierenlokalen (1965) en een sanitair paviljoen (1967).

Planindeling. Typologisch interessant en haast symmetrisch grondplan dat getypeerd wordt door de laboratoriumvleugel met paviljoenvormige middenpartij met dienstruimten en laboratoriumzalen met twee- en driezijdige erkers, en door de afsluitende, nagenoeg vierkante volumes voor circulatie, administratie en aula.

Interieur

Interessant interieur met in het kubusvormig straatvolume: op de begane grond een heden door middel van (gipskartonnen) wanden opgedeelde hal met zwart-witte cementtegelvloer, (pseudo?-)zandstenen parement met geprononceerde voegen, korfboogvormige deuropeningen met houten paneeldeuren en een houten trap; op de verdiepingen: kantoorruimtes en laboratoria (jaren 1950?) die uitgeven op een centrale hall, in zijn oorspronkelijke toestand enkel bewaard op niveau 02 (lokaal 02.02), op de overige verdiepingen opgedeeld door middel van gipskartonnen wanden.

In de centrale laboratoriumvleugel: twee grote, gespiegelde en haast identieke laboratoriumzalen en aangrenzende/corresponderende dienstruimtes met oorspronkelijk meubilair (houten laboratoriumtafels en -kastjes, spoeltafels,...), zuurkasten in de erkers en bovenlicht onder een metalen dakstructuur, gevormd door Lytzkaliggers. In het Auditoriumvolume: de zogenaamde Zaal Couvreur, die dienst deed als vergader- en promotiezaal en ingericht is als museum met een belangrijke collectie farmaceutische instrumenten, toestellen, handboeken, en didactisch materiaal in vitrinekasten. Pronkstuk van de collectie is een koperen mortier, in opschrift "1650" gedateerd. Voorts sobere aula met houten meubilair, divers binnenschrijnwerk en kleurrijke cementtegelvloeren.

  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 91515 (bouwvergunning 18.05.1931), dossier 112375 (bouwvergunning 17.08.1955), dossier 119534/6163 (bouwvergunning 30.09.1965), dossier 120654/6543 (bouwvergunning 03.08.1967), dossier 126666 (bouwvergunning 02.06.1978)
  • GILIAS G., Inventaris bibliotheek FFW, onuitgegeven inventarislijst, s.l., s.d., 11 p.
  • GILIAS G., Inventaris documenten, onuitgegeven inventarislijst, s.l., s.d., 1 p.
  • GILIAS G., Inventaris farmacopees, onuitgegeven inventarislijst, s.l., s.d., 2 p.
  • GILIAS G., Inventaris instrumenten, toestellen e.a., onuitgegeven inventarislijst, s.l, s.d., 16 p.
  • GILIAS G., Inventaris manuscripten cursussen, onuitgegeven inventarislijst, s.l., s.d., 3 p.
  • GILIAS G., Inventaris manuscripten registers, onuitgegeven inventarislijst, s.l., s.d., 1 p.
  • GILIAS G., Inventaris verzameling apotheker S. Moyens, onuitgegeven inventarislijst, s.l., s.d., 20 p.
  • MEULEMANS A., Farmaceutisch onderwijs te Leuven van 1794 tot 1968, Leuven, 1982.
  • S.N., Zeven eeuwen farmacie. Beroep en onderwijs te Leuven sinds de 13de eeuw, tentoonstellingscatalogus, Leuven, 1982.

Bron: Beschermingsdossier DB002289
Auteurs:  Verloove, Claartje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Instituut voor Farmaceutische Wetenschappen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128943 (geraadpleegd op ).


Instituut voor Farmaceutische Wetenschappen ()

Opgetrokken tussen 1931 en 1934 naar ontwerp van kanunnik Jan Janssen (1873-1932). Functionele architectuur die getuigt van een origineel volumespel en een typologische en stilistische identiteit, en die opvalt door contrasterend materiaalgebruik (rode baksteen en witte natuursteen) en eclectische ornamentkeuze.

Langgerekt, vrijstaand gebouw, dat haaks op de straat werd ingeplant en bestaat uit een vier bouwlagen hoog kubusvormig volume aan de straatkant, een daarop aansluitende, langgerekte vleugel van twee bouwlagen (laboratoria), en een auditoriumvolume dat aanvankelijk slechts uit één enkele bouwlaag bestond, maar verhoogd werd in 1955 (architect F. Delang).

De eenvoudige straatgevel verwijst naar de traditionele stijl en wordt gekenmerkt door een licht verzonken middenrisaliet van drie traveeën met een monumentale korfboogdeur tussen smalle vensters, een hoge hardstenen plint met souterrainvensters, speklagen, hoekkettingen, rechthoekige vensters in negblokomlijsting, steigergaten, en een borstwering met pseudo-balusters aan de dakrand. Een korfboogpoort met houten poortvleugels en negblokomlijsting links van de straatgevel leidt naar de langgerekte vleugel, gekenmerkt door een vijf traveeën breed avant-corps met kruisvensters, hoektorentjes en een opengewerkte borstwering op de dakrand, geflankeerd door gevelvlakken van negen traveeën met zeven overhoekse, halfronde en driezijdige loggia's onder leien dakjes, die op de begane grond deels opengewerkt zijn tot portieken. Boven de steigergaten sluit een gekanteelde dakrand het gevelvlak af.

Het verhoogde auditoriumvolume, eveneens voorzien van kruisvensters, wordt verticaal geleed door bakstenen pilasters en werd door materiaalgebruik en detaillering geïntegreerd in het volume.

Latere uitbreidingen volgens de plannen van architect Frans Delang zijn onder meer de serres en dierenlokalen (1965) en een sanitair paviljoen (1967).

Interieur

Interessant interieur met in het kubusvormige straatvolume: zwart-witte cementtegelvloeren, zandstenen muurwerk met geprononceerde voegen, korfboogvormige deuropeningen met houten paneeldeuren, houten trap en dito toonkasten. Verder in de laboratoriumvleugels authentiek houten kastmeubilair en keramische laboratoriumtafels, divers binnenschrijnwerk en kleurrijke cementtegelvloeren.

  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 91515 (bouwvergunning 18.05.1931), dossier 112375 (bouwvergunning 17.08.1955), dossier 119534/6163 (bouwvergunning 30.09.1965), dossier 120654/6543 (bouwvergunning 03.08.1967), dossier 126666 (bouwvergunning 02.06.1978).
  • ORLENT M., Neogotische kerkbouw in Noord-Limburg. Samenwerking tussen bouwmeester Hyacinth Martens (1847-1919) en architect Vincent Lenertz (1864-1914), in Monumenten en Landschappen, nummer 18/1, januari-februari 1999, Brugge, 1999, pp. 19-69.
  • SMEYERS A., Leuven vroeger en nu, Leuven, 1948, p. 88<./li>
  • UYTTERHOEVEN R., Leuven Weleer 5 Naar de Biest en tot aan de Westhelling : Brusselse straat, Kapucijnenvoer, Fonteinstraat, ..., Leuven, 1989, p. 70.
  • UYTTERHOEVEN R., Neogotiek in Leuven, Leuven, 1997, p. 53-54.
  • De Universiteit te Leuven, 1425-1985, Leuven, 1988, p. 286-291.

Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Instituut voor Farmaceutische Wetenschappen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/72410 (geraadpleegd op ).