Voormalige watermolen (onderslagmolen) op de Abeek. Voor het eerst vermeld in 1637. Het was een graanmolen. De opstelling is dezelfde als die van de Hoogmolen: twee parallelle gebouwen, ten noorden het molenhuis, ten zuiden het molenaarshuis, aan weerszijde van de straat, beide met nok loodrecht op de Abeek. Op deze wijze staat de Neermolen reeds aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77) en in de Atlas van de Buurtwegen (1845); de molen was in 1845 eigendom van de molenaar W. Geyssens.
Van deze configuratie rest thans slechts een gedeelte van de zuidvleugel, en een gedeelte van de molen. Het molenrad verdween in 1954, waarna nog een tijdje op elektriciteit gemalen werd. Het behouden gedeelte van het molenhuis is grondig verbouwd, aansluitend tegen de achtergevel een recent gebouw. Resten van het sluiswerk.
In de zuidvleugel bevonden zich het woonhuis en het hoevegedeelte. Het woonhuis werd volledig gewijzigd; het hoevegedeelte is een bakstenen gebouw van één bouwlaag onder zadeldak (mechanische pannen), afgewerkt met een baksteenfries en voorzien van de rondboogpoort van de dwarsschuur.
- De drie molens te Ellikom, (Ellikomkommertjes, 3, 1971, p. 143-149).
- BUSSELS P.L., Cijns- of laathof te Ellikom, (Ellikomkommertjes, 3, (1), 1971, p. 172).
- CUPPENS H. & SMET W., Limburgse watermolens. Molens op de Aabeek-Bosbeek en Itterbeek, St.-Niklaas, 1980.
- MOLEMANS J., Limburgse plaatsnamen, 4: Ellikom,Toponymica, XXII, 4, Leuven, 1975, p. 14-15.
- VAN DOORSLAER B., Met de stroom mee of tegen de wind in ? Molens in Limburg, Borgloon, 1996, p. 42.