Teksten van Geheel van vier burgerhuizen in neoclassicistische en art-nouveaustijl

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7244

Geheel van gekoppelde rijwoningen ()

Historiek en context

Geheel van vier burgerhuizen in neoclassicistische en art-nouveaustijl, gebouwd in opdracht van de huis- en decoratieschilder Félix Augusteyns, naar een ontwerp door de architect Jos. Baeyens uit 1912. De drie linker panden maken vandaag deel uit van het schoolcomplex Instituut Sint-Maria, waarvoor de pui van het pand uiterst links omstreeks 1985 werd opengebroken tot poortdoorgang.

Het vastgoedproject Augusteyns behoort tot de vroegst gekende realisaties van Jos. Baeyens, die kort vóór de Eerste Wereldoorlog zijn debuut maakte als architect. Tijdens het late interbellum liet hij zich opmerken met appartementsgebouwen in zakelijke art-decostijl, waaronder de in 1935 ontworpen "Meir Building" op de hoek van de Meirbrug en de Wiegstraat, en de "R.V.S. Building" uit 1938 op de hoek van de Franklin Rooseveltplaats en de Italiëlei. Baeyens bleef actief tot eind jaren 1950.

Architectuur

De drie linker panden (Lovelingstraat 2 en 6-8) zijn als eenheidsbebouwing uitgewerkt, achter een doorlopend gevelfront in art-nouveaustijl met een baksteenparement. Het rechter pand Sint-Willibrordusstraat 39) dat hier met een knik op aansluit, onderscheidt zich door een neoclassicistische opstand met gevelbepleistering.

Van de eenheidsbebouwing tellen de rijwoningen met enkelhuisopstand elk drie traveeën op de begane grond en één brede travee op de twee bovenverdiepingen, onder zadeldaken (nok parallel aan de straat, pannen). Het gevelfront heeft een parement uit geel baksteenmetselwerk in kruisverband, met spaarzaam gebruik van blauwe hardsteen voor de bewerkte plint, speklagen, waterlijsten, lekdrempels, het balkon, kraag-, dekstenen en topstukken. Volgens een symmetrisch compositieschema flankeren twee als risaliet uitgewerkte puntgevels de centrale lijstgevel, alle drie in de bovenbouw gemarkeerd door lisenen met bewerkte kraagstenen en topstukken. De begane grond beantwoordt aan een repeterend schema met rechthoekige deur- en vensteropeningen (opengebroken in het linker pand). Het middenpand onderscheidt zich op de eerste verdieping door een breed rondboogvenster met waterlijst op gestrekte uiteinden, en een driezijdig balkon met consoles en een smeedijzeren borstwering. Een rechthoekig venster met een ijzeren latei en geprofileerde lekdrempel doorbreekt de tweede verdieping, die is afgewerkt met een casementenfries en een houten kroonlijst op modillons. In beide zijpanden wordt het ordonnantieschema omgekeerd, en is het rondboogvenster voorzien van een smeedijzeren borstwering. De geveltoppen worden telkens geopend door een rechthoekig venster met een lekdrempel en smeedijzeren parapet. In de twee linker panden bleef het houten vensterschrijnwerk met typische roeden en kleurglas in het bovenlicht behouden; staafvormige keldertralies.

Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning uiterst rechts een souterrain en drie bouwlagen, oorspronkelijk onder een zadeldak, later vervangen door een pseudo-mansarde. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met schijnvoegen op de begane grond rust op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet in de rechter travee. Dit laatste wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een breed aediculavenster met Ionische pilasters, een entablement en balustrade, en op de tweede verdieping door een omlijst venster met waterlijst binnen een rechthoekig spaarveld, en door medaillons op de penanten. In de linker travee tekent zich boven het portaal met driehoekig fronton het trappenhuis af, bekroond door een blinde oculus. Verder rechthoekige deur- en vensteropeningen, in de inkomtravee gevat in een oplopende omlijsting met oren en bewerkte borstweringen. Een klassiek hoofdgestel met een gekorniste houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur met siersmeedwerk en de vensters met typische roeden in het bovenlicht is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies.

De plattegronden van de vier panden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond ruimte aan een voor- en achterkamer, met de keuken annex wc in de achterbouw. Enkel Lovelingstraat 2 beschikt bijkomend over een veranda met bovenlicht in enfilade. Ook de bovenverdiepingen omvatten een voor- en achterkamer, op de eerste verdieping aangevuld met een kamer in de achterbouw.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1912#517 en 1912#1281.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: Geheel van vier burgerhuizen in neoclassicistische en art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313585 (geraadpleegd op ).


Eenheidsbebouwing in art nouveau ()

Eenheidsbebouwing in neoclassicistische stijl en art nouveau, uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Samenstel van lijst- en flankerende topgevels van drie bouwlagen onder pannen bedaking.

Bepleistering of gele baksteenbouw op arduinen plint; bovenverdiepingen met aflijnende lisenen. Natuurstenen banden en topstukken. Rechthoekige en brede rondboogvensters, laatstgenoemde respectievelijk op derde en tweede verdieping; sierlijke ijzeren leuningen onder meer van centraal balkon. Rechthoekige deuren.


Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Geheel van vier burgerhuizen in neoclassicistische en art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7244 (geraadpleegd op ).