Monumentaal opgevat geheel van vier burgerwoningen, gebouwd op initiatief van aannemer P.A. Dierickx en naar ontwerp van bouwmeester L. Dierickx tussen 1927 en 1929, sterk beïnvloed door het baksteenmodernisme van de Amsterdamse School. Puntgevel (nummer 5) en drie lijstgevels van drie bouwlagen op hardstenen plint onder pannen zadeldak met houten kroonlijst, allen opgebouwd uit rode baksteen in staand verband verlevendigd door decoratief opgevatte metselwerkverbanden en accenten in beschilderd of bepleisterd beton. De grondplannen wijken af van de traditionele vorm, doordat de trap naar het midden verhuist en haaks op de gang de opeenvolging van kamers doorsnijdt.
De stedenbouwkundige configuratie en samenhang van de gevels primeert boven de individuele decoratieve uitwerking van de monumentaliserende en verticaliserende gevelordonnanties:
Nummer 5, gebouwd in 1929 als hoekwoning in halfopen bebouwing sluit de rij chronologisch en compositorisch. De puntgevel met zadeldak haaks op de straat gaat via een massieve samengestelde bakstenen zuil met vlaggenmast over in een twee bouwlagen hoge zijgevel onder een pannen mansardedak met houten kroonlijst. De straatgevel met een gesloten driehoekige erker op gestileerde betonnen consoles wordt verder verlevendigd door uit het gevelvlak springende baksteenlagen en een sculpturaal element in de top. Centraal bevat de uitgewerkte zijgevel een gesloten drieledige nis in decoratief baksteenmetselwerk. Naast het massieve houten schrijnwerk van de lage inkomdeur, versierd met een sober geometrisch patroon rond een kijkluikje, bleef de oorspronkelijke horizontale geleding van de vensters slechts bewaard in het vlakke bovenlicht van de erkeruitbouw.
Nummer 7, opgetrokken in 1928, krijgt een sterk verticaliserend karakter door verdiepte dubbelhoge venstertraveeën, aangezet op twee kleine driehoekige balkons met smeedwerk balustrade, en beëindigd door een baldakijnvormige bekroning uitgewerkt in verspringend metselwerk onder een houten kroonlijst met afgesneden hoeken. Verder hogen decoratieve metselwerkverbanden als rollagen en trapsgewijs verheven bakstenen en panelen in similibepleistering de gevel. Bij een recentere verbouwing tot studentenkamers werd het schrijnwerk vernieuwd.
Nummer 9, uit 1927, heeft op de begane grond een nog originele winkelpui met driezijdig uitstalraam en een ver terugspringende inkomdeur (schrijnwerk met doorlopende fries met bloemmotief), onder een bakstenen latei op twee betonnen kraagstenen. Centraal draagt een console een gevelbrede gesloten erkeruitbouw met driehoekig grondplan, met erboven een centraal balkon met smeedwerk balustrade met aan weerszijden smalle verdiepte vensterstroken. De hele gevelopstand zit gevat tussen twee gelede bakstenen pilasters met deksteen die boven de originele kroonlijst uittorenen en wordt horizontaal opgedeeld door similistroken ter hoogte van de vensterdorpels.
Nummer 11, eveneens opgetrokken in 1927, dankt een strakke gevelritmering aan de drie gevelhoge verdiepte venstertraveeën gevat tussen pilasters met doorlopende verticale geleding. De rechthoekige deur- en vensteropeningen gevuld met schrijnwerk met een roedeverdeling in de bovenlichten, alsook de keldergaten in de hardstenen plint afgewerkt met smeedwerk en de drie kleine driehoekige balkons met smeedwerk balustrades op de verdieping, bevinden zich allen in diezelfde lijn. De muurpanelen tussen de openingen zijn versierd met rollagen en verheven bakstenen.
AMELYNCK J., De moderne woning in Groot-Leuven van 1928 tot 1940. Een aanzet tot inventarisatie en analyse (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), Katholieke Universiteit Leuven, 1988, p. 64, 167, 169, 221.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)