Meergezinswoning in art-decostijl gebouwd in opdracht van Wolf Rabstein, naar een ontwerp door de architect Raymond Ceurvorst uit 1928.
Wolf Rabstein (°Przasnysz, 1895), een diamantbewerker van Russisch-Pools Joodse origine, vestigde zich in 1907 van uit zijn geboorteplaats in Antwerpen. Hij was in 1914 te Antwerpen gehuwd met Grietje Hond (°Amsterdam, 1894), en vader van Josse Rabstein (°Londen, 1917). Tot het oorspronkelijke bouwprogramma van het pand, dat vermoedelijk de eigen woning van de bouwheer en een huuretage omvatte, behoorde ook een bescheiden paviljoen van twee bouwlagen achter in de tuin, mogelijk eveneens bestemd als woning. Gelijktijdig met Wolf liet jongste broer Max Rabstein door Ceurvorst een zeer gelijkaardige meergezinswoning optrekken in de Velodroomstraat.
Beide woningen Rabstein zijn gave en representatieve voorbeelden van het vroege oeuvre van Raymond Ceurvorst, wiens loopbaan kort na de Eerste Wereldoorlog van start was gegaan. Een gemeenschappelijk kenmerk van zijn eerste ontwerpen, is de veeleer conventionele gevelcompositie in combinatie met een discrete art-deco-ornamentatie. Uit de associatie met Cornelius Sol begin jaren 1930, kwam een van zijn belangrijkste realisaties voort, de eenheidsbebouwing van het Gemeenteplein in Mortsel. Actief tot midden jaren 1950, evolueerde zijn architectuur van art deco naar een ingehouden modernisme.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een pseudo-mansarde. De lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en leien als dakbedekking. Axiaal van opzet en geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op de bel-etage, gevelbreed gemarkeerd door een bow-window met rondboogdrielicht. Met een decor van voluten en geflankeerd door gecanneleerde pilasters, wordt deze laatste bekroond door een balkon met blinde borstwering, vóór het rechthoekige drielicht van de geblokte tweede verdieping. Hogerop vormt een breed dakvenster met rechthoekig tweelicht en gecanneleerde fries, flankerende postamenten en voluten de gevelbekroning. De korfbogige garagepoort en het rondboogportaal doorbreken de begane grond, die wordt geritmeerd door gecanneleerde pilasters met een art-deco-bloemenkorf als kapiteel. Ook de kelkvormige consooltjes, de voluten, sluitstenen en het typische lijstwerk behoren tot de vroege art deco, nog veeleer gekenmerkt door florale dan geometrische motieven. Van het fraaie smeedwerk met repetitief patroon zijn de garagepoort en de inkomdeur bewaard; het voortuinhek in aangepaste stijl werd verwijderd. Vernieuwd vensterschrijnwerk.
Volgens de bouwplannen omvat het pand een benedenwoning die begane grond en eerste verdieping beslaat, en een huuretage op de tweede verdieping. De benedenwoning, over de volledige breedte opgedeeld door de centraal ingeplante traphal, biedt op de begane grond ruimte aan de garage en gemeenschappelijke inkomhal, de eetkamer en veranda met bovenlicht en de keuken. Twee slaapkamers, een toilet- en badkamer nemen de eerste verdieping in. De huuretage ontsloten door een afzonderlijk trappenhuis, omvat een slaapkamer en annex badkamer, een suite van salon en eetkamer met terras en een keuken met pomphuis. Het dakniveau herbergt twee mansardes en twee zolderkamers.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1928#30866; vreemdelingendossiers 481#122227 en 1026#336.