Twee verwante neoclassicistische enkelhuizen van omstreeks 1840-1850, met drie in hoogte verjongende bouwlagen en respectievelijk twee en drie traveeën onder zadeldak. Lijstgevels van baksteen - heden ontpleisterd - boven een hardstenen plint, met rechthoekige vensters voorzien van arduinen lateien en lekdrempels, die ter hoogte van de tweede bouwlaag zijn doorgetrokken; nagenoeg vierkante vensters met typische lekdrempelconsooltjes op bovenste verdieping. De rechthoekige deuren, voorafgegaan door een steektrap, zijn gevat in een markante, deels zandstenen deels arduinen pilasteromlijsting met entablementbekroning. Gedichte steigergaten, vernieuwde kroonlijsten en in nummer 35 een sinds 1939 aangepast benedenvenster.