Bescheiden burgerhuis in eclectische stijl gebouwd in opdracht van Georges De Boer, naar een ontwerp door Jan De Belder uit 1908. Over het oeuvre van deze architect, die een jaar eerder ook de aanpalende woning De Creeft (nummer 137) in een veeleer conventionele neoclassicistische stijl had ontworpen, is tot op heden weinig bekend.

Het rijhuis met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, telt een souterrain en twee bouwlagen onder een mansardedak (leien). De lijstgevel is opgetrokken uit gele baksteen, contrasterend verwerkt met rode baksteen voor speklagen en ontlastingsbogen. Arduin is gebruikt voor structurele onderdelen als de plint, dorpels en vensterposten, natuursteen voor de waterlijsten en ornamenten. In overeenstemming met de interieurindeling legt de asymmetrische compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet, dat wordt gemarkeerd door drielichten. Opvallend decoratief zijn het houten schrijnwerk van de deur, de kroonlijst op consoles en de centrale dakkapel met een gebroken fronton en topstuk, en het smeedijzeren traliewerk. Het vensterschrijnwerk is vernieuwd.

De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, waarbij de keuken zich oorspronkelijk in het souterrain bevond. Volgens de bouwplannen wordt de suite van salon en eetkamer, op de begane grond geflankeerd door de inkom en het trappenhuis, met een veranda over de volledige breedte van de woning aan de tuinzijde.

Enkelhuis van twee traveeën en twee verdiepingen onder mansardedak met dakvenster in houten omlijsting, uit begin 20ste eeuw. Baksteenbouw met gebruik van natuursteen voor sokkel, waterlijsten, kordons en vensterstijlen; houten kroonlijst op sierlijke consoles. Rechthoekige vensters, als drielicht opgevat in rechter risaliettravee Rechthoekige deur met bovenlicht; deurvleugels en keldervensters met smeedijzerwerk.