erfgoedobject

Schutterstoren of Toewip met herbergpui

bouwkundig element
ID
72807
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/72807

Juridische gevolgen

Beschrijving

Herbergpui van voormalige herberg “In de toewip” met achteraan op het perceel schutterstoren of Toewip. De herbergpui met betegeling uit de art-decoperiode en de Toewip werden volgens de bouwplannen in 1936 opgetrokken door brouwerij en mouterij "De Eendracht". Tot 2019 hield de gelijknamige Toewipmaatschappij haar schietingen in deze toren.

Historische evolutie van de site

De voormalige herberg “In de toewip” ontleent zijn naam aan de achteraan, op het geknikte perceel ingeplante schutterstoren. Deze toren vormt een overdekte staande wip of Toewip zoals dit in Leuven genoemd wordt. De herberg met de aansluitende gelagzaal en de Toewip werden in 1936 gebouwd door de Samenwerkende Maatschappij brouwerij en mouterij "De Eendracht". De in 1935 herbouwde brouwerijgebouwen waren gevestigd in de vroegere Dijlestraat, in vogelvlucht een halve kilometer ten noorden van de Toewip. Na stopzetting en sloop van de brouwerij in 1974 werden de herberg en de schutterstoren privaat uitgebaat. De in het stadsarchief bewaarde bouwplannen zijn niet ondertekend door de architect. De symmetrisch opgevatte herbergpui vormt een markerend element in het straatbeeld door de tweekleurige betegeling uit de art-decoperiode. Blijkens een signatuurtegel zijn de tegels geplaatst door het Brusselse Huis Claes, importeur van Tsjecho-Slovaakse tegels en bouwaardewerk.

Overdekte staande wippen of schutterstorens komen voort uit de eeuwenoude traditie van het handboogschieten op de staande wip. Vanaf het interbellum werden schutterstorens, met een kenmerkende kunstleien bekleding op een metalen draagstructuur, een ruim verspreid fenomeen in Vlaanderen, vooral in grotere gemeentes en steden. Zo kon men ook in de winter deze sport beoefenen. Eén of twee metalen staande wippen zijn hierbij in de houten binnentoren(s) opgesteld. Sinds het einde van de 20ste eeuw werden veel van deze sobere maar beeldbepalende schutterstorens echter gesloopt. De in 1937 gestichte Leuvense Toewipmaatschappij "De Eendracht" hield haar schietingen in de Toewip achter de gelijknamige herberg en maakte ook gebruik van de gelagzaal.

De herberg aan de straatzijde werd gebouwd tussen de overige handelspanden en verving een eenvoudige 19de-eeuwse lijstgevel met winkelpui. In overeenstemming met de toenmalige bouwrichtlijnen bestaat het in 1936 gebouwde rijhuis van twee traveeën en twee bouwlagen uit: 1) de gelijkvloerse herberg op de oude rooilijn, deels afgedekt door een plat dak; 2) de terugwijkende sobere bovenbouw, gevat onder een pseudo-mansardedak, op de nieuwe rooilijn van 1921. Het gevelparement bestond uit baksteen met verwerking van similisteen (in de toekomst vervangen door een terugwijkend nieuwbouwvolume). Panden met terugwijkende gevelwanden op de verdieping(en) boven vooruitgeschoven puien zijn kenmerkend voor de door oorlogsgeweld deels vernietigde straten van Leuven die in de jaren 1920 heropgebouwd werden.

Van de eenheid van de in “ensuite” gebouwde herberg, gelagzaal en Toewip getuigt het gebruik van hetzelfde type cementtegelvloer uit de jaren 1930 in deze volumes. Vandaag herkent men nog dezelfde vloer in geometrisch patroon in het verdiepte portaal (herbergpui) én in de toren. Ook in de eigenlijke herberg en de gelagzaal was dit het geval (erfgoedwaarden niet bewaard). Kenmerkend voor het eenvoudig café-interieur waren ook de houten zitbanken, voor de gelagzaal de muurbrede houten wandkasten voor het opbergen van de bogen.

Beschrijving

De herbergpui van 1936 vormt het gevelfront van een kort, vooruitspringend volume van één bouwlaag onder plat dak. De symmetrisch opgevatte pui bewaart, boven de geprofileerde hardstenen plint, de kenmerkende betegeling uit de art-decoperiode. De overwegend horizontale belijning van de pui resulteert uit de horizontale plaatsing van de rechthoekige tegels, ramen, druiplijst en bovenlicht. In het midden zorgt het verdiepte portaal voor een verticaal accent. De betegeling bewaart een signatuurtegel met letters in reliëf.

Het verdiepte portaal met houten beglaasde toegangsdeur is aan weerszijden geflankeerd door brede ramen. De toegangsdeur is gevat tussen afgeronde hoeken, bekleed met verticaal geplaatste langwerpige lichtblauwe en donkerblauwe tegels. Aan weerszijden van de deur zijn smalle lichtarmaturen ingewerkt. De armaturen met smeedijzeren traliewerk in spiraalvorm worden geaccentueerd door donkerblauwe randtegels. Gele profieltegels lijnen het portaal en de vensters af. Ook de vensterbanken bestaan uit profieltegels in deze kleur. Boven het portaal en de brede vensters vormt een geprononceerde, nagenoeg gevelbrede druiplijst in blauwe en gele profieltegels de scheiding met de rechthoekige bovenlichten. Daarboven steekt nog een brede puilijst, bedoeld voor de herbergnaam. De cementtegelvloer uit de jaren 1930 in het verdiepte portaal is afgeboord met een hardstenen dorpel. De gele en bruine gemarmerde tegels zijn gelegd in een geometrisch patroon.

De 32 m hoge schutterstoren of Toewip van 1936 heeft de vorm van een obelisk. Vanaf een vierkant grondplan versmalt de toren naar de top toe. Daarboven is hij afgedekt met een zwak hellend en licht overkragend piramidedak. De oorspronkelijke buitenbekleding van de toren met ruitvormige kunstleien (sindsdien vervangen) was bevestigd op deels bewaarde plankenbebordingen. De verdwenen, boven elkaar geplaatste ramen in de noordwand en de zuidwand van de toren zijn binnenin nog afleesbaar. Bij de vernieuwing van de buitenbekleding werd ook het sierlijke omlopende balkon op de bovenste verdieping verwijderd.

Aan de binnenzijde is de dragende structuur van de schutterstoren, bestaande uit een metalen skeletconstructie, afleesbaar. De toren telt, naast een hogere begane grond of schuttersvloer, negen geledingen en een lage zolder in de top. De vier hoekpylonen zijn verankerd in betonnen fundamenten en bijkomend met schroefbouten verstevigd. Deze pylonen zijn met elkaar verbonden door horizontale liggers en schuine schoren. Op de begane grond zijn er bijkomende horizontale en schuine trekkers naar de hoekpylonen toe. Kenmerkend convergeren de metalen constructieonderdelen naar plaatvormige knooppunten, waar ze met schroefbouten zijn verankerd.

De noordwand van de toren (begane grond) is opengewerkt met een brede korfboogdoorgang, die de toegang tot de toren vormt vanuit de vroegere gelagzaal. Het boogveld van de korfboog is ingevuld met een metalen ligger en dito stijlen met horizontale plankenbebording, die aan de binnenzijde van de toren doorloopt tot de hoeken van de constructie. Om het krachtenspel van de skeletconstructie in de noordwand op te vangen zijn de zones tussen de korfboogconstructie en de pylonen verstevigd met een metalen straalwerk van korte horizontale liggers en dito schuine schoren, gemarkeerd door plaatvormige knooppunten met bouten. De bewaarde cementtegelvloer uit de jaren 1930 gelijkt sterk op deze van het verdiepte portaal in de herbergpui.

Aan de noord- en de zuidwand is de skeletconstructie – vanaf de geleding boven de begane grond - dubbelwandig zodat er inspectieschachten ontstaan. Deze zijn via houten luiken vanaf de begane grond bereikbaar. De verschillende geledingen van de inspectieschachten hebben meestal geen tussenvloer. In de constructie verankerde metalen ladders en ook een hoge houten ladder maken de schachten tot in de top toegankelijk. Op de buitenkant van de metalen skeletconstructie is de plankenbebording van de vroegere buitenbekleding in kunstleien nog gedeeltelijk bewaard. Het piramidedak rust op omlopende metalen liggers. Tussen de metalen hoekribben is de plankenbebording gedeeltelijk bewaard.

De schutterstoren is verticaal opgedeeld in twee gelijkvormige, taps toelopende houten binnentorens op rechthoekige plattegrond. Zij vormen de eigenlijke schutterstorens waarin telkens een metalen staande wip is opgesteld, meer bepaald op korte afstand van de west- en de oostwand. De binnentorens zijn van elkaar gescheiden door een tussenwand tot in de top. De boogschutters zijn ter hoogte van deze binnenwand beschut door afdaken in ijzerdraad. De metalen prangen met ‘vogels’ kunnen op en neer gehaald worden door een manueel mechanisme met touwen die op metalen wieltjes draaien. De binnentorens hebben tot in de top grotendeels een verticale plankenbebording. De beplanking is in elke toren, in de noord- en zuidwand gemarkeerd door boven elkaar gestelde binnenluiken. Deze gekoppelde luiken bevinden zich tegenaan de tussenwand en komen uit in de inspectieschachten, waar ze bij openstand zenitaal licht vingen van de gesupprimeerde ramen in de buitenbekleding.

  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 96586 (bouwvergunning 30.06.1936).
  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/24062/134.1, Schutterstoren of Toewip met herbergpui in geglazuurde tegels, Leuven, Diestsestraat 182 – monument (VANNESTE P. 2024).
  • UYTTERHOEVEN R. 1983: Leuven, Bierstad door de eeuwen heen: Een uniek brokje lokale geschiedenis rond brouwen en drinken met documenten van de 17de tot de 20ste eeuw, Kessel-Lo, figuur 37.

Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Schutterstoren of Toewip met herbergpui [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/72807 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.