is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herenhuis in neorégencestijl
Deze vaststelling is geldig sinds
Voornaam herenhuis in neorégencestijl naar een ontwerp door de architect Joseph Hertogs uit 1907. De opdrachtgever was Franz Emil Müller (°Lennep, 1869), die zich in 1889 vanuit zijn geboorteplaats in Antwerpen gevestigd had, om als 'commis' te werken voor de wolhandelsfirma van de eveneens uit Lennep afkomstige Johann Daniel Fuhrmann (Lennep, 1839-Antwerpen, 1911). Hij huwde in 1895 te Keulen met Helena Marckx (°Keulen, 1868), en hertrouwde als weduwnaar in 1917 te Antwerpen met Johanna Elisa Beate Sirén (°Keulen, 1887). Müller was als 'administrateur directeur' verbonden aan de Société Générale Charbonnière, een vermoedelijk van oorsprong Duitse coöperatieve maatschappij actief in de steenkoolhandel.
Het gebouw maakt deel uit van het bouwblok tussen de Van Peltstraat en het Hof Van Leysen dat eerder grotendeels door Hertogs was ingevuld in opdracht van de weduwe Henriette Mayer van den Bergh. Tussen de huidige nummers 16 en 30 liet zij in 1905 niet alleen het aanpalende hotel in neo-Lodewijk XVI-stijl optrekken (voorheen nummer 22), maar ook zes burgerhuizen. Van dit vastgoedproject resten vandaag slechts twee gekoppelde woningen. Het hotel Müller dat vandaag dienst doet als activiteitencentrum voor personen met een visuele beperking, werd een eerste maal inwendig verbouwd in 1979 en een tweede maal in 2001, zonder al te drastische structurele ingrepen.
Met zijn versoberde beaux-arts-vormentaal, is het hotel Müller representatief voor het latere oeuvre van Joseph Hertogs, uit het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog. Een van de belangrijkste realisaties uit deze periode is het hotel Thys - later Smidt van Gelder in de Belgiëlei uit 1905, waarvan de klassieke ordonnantie aan het Parijse Lodewijk XIV-hotel is ontleend. Tot de vergelijkbare neorégence-voorbeelden behoren de hotels Fester op de Van Putlei en het hotel de Cauwer op de Frankrijklei. Hertogs geldt als een van de meest succesvolle architecten in Antwerpen, met een loopbaan in dienst van de mercantiele burgerij die bijna een halve eeuw omspande, en een vijfhonderdtal woningen en openbare gebouwen opleverde.
De rijwoning met een gevelbreedte van vier traveeën, omvat een souterrain en twee bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien). Waar het statige gevelfront zich door een parement uit natuursteen onderscheidt, is de tuingevel opgetrokken uit geel baksteenmetselwerk. De gevelcompositie suggereert een opdeling tussen een hoofdgebouw, en een zijdelings inkompaviljoen met de koetspoort en de wintertuin. Deze oplossing, die aan de typologie van het 18de-eeuwse hotel ontleend is maar niet overeenstemt met de interieurindeling, lijkt vooral bedoeld om de massa van het bouwvolume te breken en te verlichten. Nadrukkelijk horizontaal geleed door de puilijst en afgewerkt met het klassieke hoofdgestel, legt een driezijdige erker met smeedijzeren balkon de klemtoon op het bredere middenrisaliet, waarbij een schouderboogvormig dakvenster met een kuifvormig topstuk aansluit. Verder bestaat de opstand uit getoogde benedenvensters in vlakke, en rondbogige bovenvensters in geprofileerde omlijsting met een bewerkte sluitsteen en onderdorpel. De maskerkopsleutel die de hoge rondboogpoort accentueert, is net als de schelpsleutels van de vensters, de dynamische vormgeving van de erker en het patroon van het smeedwerk geïnspireerd op régence- en rococomodellen. Het houten schrijnwerk van de deur en vensters is bewaard, evenals het metalen schijnwerk van de wintertuin, die niet meer over zijn bovenlicht beschikt. Van de door een middenrisaliet met erker gemarkeerde tuingevel, dient vooral de metalen glasluifel met koepel te worden vermeld.
Oorspronkelijk vertoonde de plattegrond de typologische kenmerken van een woning voor de vermogende burgerij, met een opdeling in ontvangst- en privé-vertrekken, dienstlokalen en -circulatie. Een vestibule leidt vanaf de straat naar de hal met staatsietrap en bovenlicht, die de centrale ruimte van het hotel vormt, ontdubbeld door de diensttrap. Op de bel-etage sluiten aan weerszijden van de traphal het kleine salon en de ontbijtkamer aan, over de volledige diepte van het gebouw geflankeerd door de klassieke enfilade van ontvangstvertrekken. Deze bestaat uit het grote salon, de eetkamer en de veranda, aan de tuinzijde afgesloten door het overdekte terras met bordestrap. De bovenverdieping biedt ruimte aan een suite van vermoedelijk een vijftal privé- en slaapvertrekken waaronder de beglaasde wintertuin, en de badkamer. Waar de mansarde de overige slaapkamers en de meidenkamers herbergt, is het souterrain gereserveerd voor het personeel, met behalve de gebruikelijke voorraad-, wijn-, kolenkelders en stookinstallatie, vermoedelijk een 'état domestique' en de grote keuken. Ondanks de functiewijzigingen die ingrijpende aanpassingen vergden zoals de installatie van een noodtrap en lift, is de structuur van het interieur op de hoofdverdiepingen nog grotendeels bewaard.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Markgravelei
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herenhuis in neorégencestijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7287 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.