Burgerhuis in neorococostijl gebouwd in opdracht van Ch. Mol, naar een ontwerp uit 1910 door Jan Frans Sel-Caluwaerts, de latere provinciaal architect voor het arrondissement Antwerpen. De woning Mol is representatief voor de privé-architectuur van Sel-Caluwaerts uit de jaren 1910, die zich stijlgetrouw inspireerde op de lokale rococostijl. De aan de art nouveau ontleende ornamentatie, die zijn veeleer eclectische ontwerpen uit de voorgaande jaren kenmerkte, bleef daarbij achterwege. Het gebouw is verwant met de woning Spillemaekers uit 1912 in de nabije Jan Van Rijswijcklaan, die vermoedelijk aan zijn zoon en toenmalige partner Jan Sel moet worden toegeschreven.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, telt de rijwoning drie bouwlagen en een mezzanine onder een zadeldak. De verzorgde lijstgevel is volledig opgetrokken uit natuursteen, op een arduinen plint. Naar midden-18de-eeuws patroon volgt de opstand de klassieke driedeling in een sokkel, twee hoofdverdiepingen en een mezzanine gevat tussen de architraaf en de sierlijk gebogen, houten kroonlijst. De symmetrische compositie legt de klemtoon op de middenas, die wordt gemarkeerd door een oplopende, schouderboogvormige vensternis, met korte balkons, een sluitsteen en een waterlijst. Op de begane grond zijn de vlak omlijste deur en vensters getoogd, op de bovenverdiepingen schouderboogvormig en voorzien van een waterlijst, daar waar de mezzanine zich onderscheidt door ovale oculi. Sluitstenen, zwikken, balkonconsoles en -postamenten zijn decoratief vormgegeven als rocailles, terwijl geprofileerde spiegels de borstweringen verrijken. Het houten schrijnwerk van de deur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren borstweringen en keldertralies in neorégencestijl.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een voorbouw en een lagere achterbouw in entresol bestaat. Op de begane grond wordt volgens de bouwplannen de enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht, zoals gebruikelijk geflankeerd door de inkom, het trappenhuis en de keuken, en afgesloten door het overdekte terras. De bovenverdiepingen bestaan vermoedelijk uit een of twee voorkamers en een achterkamer, met secundaire vertrekken zoals een badkamer of 'cabinet de toilette' in de achterbouw, en mansardes op de mezzanine.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1910#815