Burgerhuis in art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van Edmond Goedertier, naar een ontwerp door de architect Rodolphe Frank uit 1905. De uit Oost-Vlaanderen afkomstige Edmond Goedertier (Lede, 1867-Antwerpen,1913), rechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, was gehuwd met Hélène Versavel (Gent, 1876-Gent, 1966) en vader van zes kinderen geboren tussen 1903 en 1912. Na zijn vroegtijdige overlijden werd het huis verkocht door de weduwe, die met haar gezin naar haar geboortestad Gent verhuisde. Edmond Goedertier was de oudste broer van Arsène Goedertier (Lede, 1876-Dendermonde, 1934), die verantwoordelijk wordt geacht voor de diefstal uit de Gentse Sint-Baafskathedraal van het nooit teruggevonden "De Rechtvaardige Rechters", een van de panelen van het veelluik "Het Lam Gods" door Hubert en Jan Van Eyck.
Rodolphe Frank lijkt in Antwerpen als architect actief te zijn geweest van omstreeks 1885 tot aan de Eerste Wereldoorlog. Omstreeks de eeuwwisseling evolueert zijn architectuur van een veeleer conventioneel neoclassicisme, naar een gematigde art-nouveaustijl. Representatief voor deze ontwikkeling zijn de woning Goedertier en het vergelijkbare kantoor van de American Petroleum Company in de Clementinastraat uit 1904.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, telt de rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met sierankers, verwerkt met natuursteen voor speklagen en ornamenten, en arduin voor de plint, de puilijst en de dorpels. In overeenstemming met de opdeling in hoofd- en nevenruimten van het interieur, legt de asymmetrische compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet. Gemarkeerd door een groot boograam met balkon op de eerste verdieping, wordt dit hoger oplopende risaliet bekroond door een driehoekig pseudo-fronton. Het discrete art-nouveaukarakter komt vooral tot uiting in de typische hoefijzervorm van het grote, door ijzeren posten onderverdeelde boograam, de waterlijsten van de korf- of rondboogopeningen, de tegelpanelen op de borstweringen, en de smeedijzeren borstwering van het balkon met postamenten. Een opvallend detail is de maskerkop, die de sluitsteen vormt van het boograam en tegelijk als console fungeert voor de middenpilaster van het risaliet. De gevleugelde helm, snor en vlechten, wijzen op de beeltenis van een Gallische koning, wellicht Ambiorix of Vercingetorix. Het houten schrijnwerk van de deur en vensters is bewaard, inclusief de glas-in-loodramen met medaillons.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat. Op de begane grond wordt de enfilade van salon, eetkamer en veranda, zoals gebruikelijk geflankeerd door de inkom, het trappenhuis en de keuken. De bovenverdiepingen omvatten vermoedelijk een voor- en een achterkamer, met secundaire vertrekken in de achterbouw.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1905#468.
- VANHOVE, B. 1978: De Art Nouveau-architectuur in het Antwerpse: een doorsnede, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 79.